Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. omhoog schieten:


Dutch

Detailed Translations for omhoog schieten from Dutch to French

omhoog schieten:

omhoog schieten verbe (schiet omhoog, schoot omhoog, schoten omhoog, omhoog geschoten)

  1. omhoog schieten (uit de grond schieten; opschieten)
    pousser vigoureusement; grandir; pousser; surgir
    • grandir verbe (grandis, grandit, grandissons, grandissez, )
    • pousser verbe (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • surgir verbe (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )

Conjugations for omhoog schieten:

o.t.t.
  1. schiet omhoog
  2. schiet omhoog
  3. schiet omhoog
  4. schieten omhoog
  5. schieten omhoog
  6. schieten omhoog
o.v.t.
  1. schoot omhoog
  2. schoot omhoog
  3. schoot omhoog
  4. schoten omhoog
  5. schoten omhoog
  6. schoten omhoog
v.t.t.
  1. ben omhoog geschoten
  2. bent omhoog geschoten
  3. is omhoog geschoten
  4. zijn omhoog geschoten
  5. zijn omhoog geschoten
  6. zijn omhoog geschoten
v.v.t.
  1. was omhoog geschoten
  2. was omhoog geschoten
  3. was omhoog geschoten
  4. waren omhoog geschoten
  5. waren omhoog geschoten
  6. waren omhoog geschoten
o.t.t.t.
  1. zal omhoog schieten
  2. zult omhoog schieten
  3. zal omhoog schieten
  4. zullen omhoog schieten
  5. zullen omhoog schieten
  6. zullen omhoog schieten
o.v.t.t.
  1. zou omhoog schieten
  2. zou omhoog schieten
  3. zou omhoog schieten
  4. zouden omhoog schieten
  5. zouden omhoog schieten
  6. zouden omhoog schieten
diversen
  1. schiet omhoog!
  2. schiet omhoog!
  3. omhoog geschoten
  4. omhoog schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omhoog schieten:

NounRelated TranslationsOther Translations
surgir opwellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
grandir omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opgroeien; oprijzen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden
pousser omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
pousser vigoureusement omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten
surgir omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten gaan staan; omhoogrijzen; opdagen; opdoemen; opduiken; opkomen; oprijzen; opstaan; rijzen; verrijzen; verschijnen

External Machine Translations:

Related Translations for omhoog schieten