Dutch
Detailed Translations for opknopen from Dutch to French
opknopen:
-
opknopen (ophangen)
accrocher au mur; pendre; nouer; attacher avec un noeud; suspendre-
accrocher au mur verbe
-
pendre verbe (pends, pend, pendons, pendez, pendent, pendais, pendait, pendions, pendiez, pendaient, pendis, pendit, pendîmes, pendîtes, pendirent, pendrai, pendras, pendra, pendrons, pendrez, pendront)
-
nouer verbe (noue, noues, nouons, nouez, nouent, nouais, nouait, nouions, nouiez, nouaient, nouai, nouas, noua, nouâmes, nouâtes, nouèrent, nouerai, noueras, nouera, nouerons, nouerez, noueront)
-
attacher avec un noeud verbe
-
suspendre verbe (suspends, suspend, suspendons, suspendez, suspendent, suspendais, suspendait, suspendions, suspendiez, suspendaient, suspendis, suspendit, suspendîmes, suspendîtes, suspendirent, suspendrai, suspendras, suspendra, suspendrons, suspendrez, suspendront)
-
Conjugations for opknopen:
o.t.t.
- knoop op
- knoopt op
- knoopt op
- knopen op
- knopen op
- knopen op
o.v.t.
- knoopte op
- knoopte op
- knoopte op
- knoopten op
- knoopten op
- knoopten op
v.t.t.
- heb opgeknoopt
- hebt opgeknoopt
- heeft opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
v.v.t.
- had opgeknoopt
- had opgeknoopt
- had opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
o.t.t.t.
- zal opknopen
- zult opknopen
- zal opknopen
- zullen opknopen
- zullen opknopen
- zullen opknopen
o.v.t.t.
- zou opknopen
- zou opknopen
- zou opknopen
- zouden opknopen
- zouden opknopen
- zouden opknopen
en verder
- is opgeknoopt
- zijn opgeknoopt
diversen
- knoop op!
- knoopt op!
- opgeknoopt
- opknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opknopen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pendre | hangen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
accrocher au mur | ophangen; opknopen | |
attacher avec un noeud | ophangen; opknopen | |
nouer | ophangen; opknopen | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; dichtbinden; ergens aan bevestigen; knevelen; knopen; om het lijf binden; ombinden; omwinden; samenbinden; samenknopen; strikken; toebinden; vastbinden; vastknopen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; voorbinden; voordoen |
pendre | ophangen; opknopen | blijven hangen; naar buiten hangen; naarbeneden hangen; uithangen; vast blijven hangen |
suspendre | ophangen; opknopen | afbestellen; afgelasten; afsluiten; afzeggen; annuleren; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; intrekken; nietig verklaren; ophouden; schorsen; stilleggen; stoppen; suspenderen |
External Machine Translations: