Summary


Dutch

Detailed Translations for opstelling from Dutch to French

opstelling:

opstelling [de ~ (v)] nom

  1. de opstelling (rangschikking; arrangement; indeling; schikking; ordening)
    le rangement; l'arrangement; la mise en ordre; le classement; l'ordre; l'hiérarchie

Translation Matrix for opstelling:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrangement arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking afdoening; afhandeling; afspraak; akkoord; arrangement; bewerking; compromis; herschreven stuk; hiërarchie; instrumentatie; opbouw; ordening; organisatie; orkestratie; overeenkomst; rang; rangorde; rangschikken; rangschikking; regeling; samenstelling; schikking; structuur; systeem; vereffening; vergelijk; volgorde
classement arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking classificatie; competitiestand; hiërarchie; karakterisering; klassement; klassering; opbouw; ordenen; ordening; organisatie; rang; ranglijst; rangorde; samenstelling; schikken; sortering; structuur; systeem; typering; volgorde
hiérarchie arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking hiërarchie; rang; rangorde; volgorde
mise en ordre arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking arrangement; hiërarchie; instrumentatie; opbouw; ordenen; ordening; organisatie; orkestratie; rang; rangorde; samenstelling; schikken; structuur; systeem; volgorde
ordre arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking aaneenschakeling; aanwijzing; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; graad; hiërarchie; instructie; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; niveau; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; peil; properheid; rang; rangorde; regelmaat; samenstelling; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
rangement arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking kuising; opruiming; ordenen; rangschikken; rangschikking; reinigen; reiniging; schikken; schoonmaak; schoonmaken; zuivering