Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. reguleren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for reguleren from Dutch to French

reguleren:

reguleren verbe (reguleer, reguleert, reguleerde, reguleerden, gereguleerd)

  1. reguleren
    régulariser
    • régulariser verbe (régularise, régularises, régularisons, régularisez, )

Conjugations for reguleren:

o.t.t.
  1. reguleer
  2. reguleert
  3. reguleert
  4. reguleren
  5. reguleren
  6. reguleren
o.v.t.
  1. reguleerde
  2. reguleerde
  3. reguleerde
  4. reguleerden
  5. reguleerden
  6. reguleerden
v.t.t.
  1. heb gereguleerd
  2. hebt gereguleerd
  3. heeft gereguleerd
  4. hebben gereguleerd
  5. hebben gereguleerd
  6. hebben gereguleerd
v.v.t.
  1. had gereguleerd
  2. had gereguleerd
  3. had gereguleerd
  4. hadden gereguleerd
  5. hadden gereguleerd
  6. hadden gereguleerd
o.t.t.t.
  1. zal reguleren
  2. zult reguleren
  3. zal reguleren
  4. zullen reguleren
  5. zullen reguleren
  6. zullen reguleren
o.v.t.t.
  1. zou reguleren
  2. zou reguleren
  3. zou reguleren
  4. zouden reguleren
  5. zouden reguleren
  6. zouden reguleren
diversen
  1. reguleer!
  2. reguleert!
  3. gereguleerd
  4. regulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for reguleren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
régulariser reguleren gelijk trekken; normaliseren; regulariseren; standaardiseren

Wiktionary Translations for reguleren:

reguleren
verb
  1. (overgankelijk) aan oplegging van regels of besturing onderwerpen en het uitoefenen van toezicht op het uitvoeren hiervan
reguleren