Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. stropen:
  2. strop:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stropen from Dutch to French

stropen:

stropen verbe (stroop, stroopt, stroopte, stroopten, gestroopt)

  1. stropen (ontvellen)
    retrousser; écorcher; bobiner; rouler; enrouler; trousser
    • retrousser verbe (retrousse, retrousses, retroussons, retroussez, )
    • écorcher verbe (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )
    • bobiner verbe (bobine, bobines, bobinons, bobinez, )
    • rouler verbe (roule, roules, roulons, roulez, )
    • enrouler verbe (enroule, enroules, enroulons, enroulez, )
    • trousser verbe (trousse, trousses, troussons, troussez, )
  2. stropen (villen; afhalen; afstropen; uitbenen)
    dépouiller; écorcher
    • dépouiller verbe (dépouille, dépouilles, dépouillons, dépouillez, )
    • écorcher verbe (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )

Conjugations for stropen:

o.t.t.
  1. stroop
  2. stroopt
  3. stroopt
  4. stropen
  5. stropen
  6. stropen
o.v.t.
  1. stroopte
  2. stroopte
  3. stroopte
  4. stroopten
  5. stroopten
  6. stroopten
v.t.t.
  1. heb gestroopt
  2. hebt gestroopt
  3. heeft gestroopt
  4. hebben gestroopt
  5. hebben gestroopt
  6. hebben gestroopt
v.v.t.
  1. had gestroopt
  2. had gestroopt
  3. had gestroopt
  4. hadden gestroopt
  5. hadden gestroopt
  6. hadden gestroopt
o.t.t.t.
  1. zal stropen
  2. zult stropen
  3. zal stropen
  4. zullen stropen
  5. zullen stropen
  6. zullen stropen
o.v.t.t.
  1. zou stropen
  2. zou stropen
  3. zou stropen
  4. zouden stropen
  5. zouden stropen
  6. zouden stropen
en verder
  1. ben gestroopt
  2. bent gestroopt
  3. is gestroopt
  4. zijn gestroopt
  5. zijn gestroopt
  6. zijn gestroopt
diversen
  1. stroop!
  2. stroopt!
  3. gestroopt
  4. stropend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stropen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bobiner ontvellen; stropen haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
dépouiller afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; iets uitschudden; inbreken; leegplunderen; plunderen; roven; uitkleden; uitplunderen; van kleding ontdoen
enrouler ontvellen; stropen hoger draaien; omhoogdraaien; opdraaien
retrousser ontvellen; stropen oprollen; opstropen
rouler ontvellen; stropen afzetten; bedotten; draaien; foppen; in de maling nemen; kantelen; neppen; oprollen; opstropen; rollen; ronddraaien; roteren; taxiën; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden; wegrollen; wentelen
trousser ontvellen; stropen oprollen; opstropen
écorcher afhalen; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; villen aan flarden scheuren; afleggen; afschaven; afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwijken; het onderspit delven; misleiden; oplichten; tenondergaan; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verscheuren; zwendelen

Related Words for "stropen":


Related Definitions for "stropen":

  1. het vel eraf halen1
    • de dode dieren werden gestroopt1
  2. stiekem vangen1
    • ze hadden tien konijnen gestroopt1


strop:

strop [de ~] nom

  1. de strop (galg)
    la potence; le gibet

Translation Matrix for strop:

NounRelated TranslationsOther Translations
gibet galg; strop
potence galg; strop

Related Words for "strop":

  • stroppen, stropen, stropje, stropjes

Wiktionary Translations for strop:

strop
noun
  1. Privation de quelque chose de précieux, d’agréable, de commode, qu’on avait. (Sens général).
  2. tort ; dommage.

Cross Translation:
FromToVia
strop nœud coulant; lacs noose — an adjustable loop or rope
strop bide; déception Reinfall — ein schlechter Ausgang, Verfehlen eines gesteckten Ziels
strop dommage SchadenRechtswesen: ein durch ein Ereignis oder einen Umstand verursachte Beeinträchtigung eines Gutes oder eine Wertminderung des ursprünglichen Zustandes einer Sache

External Machine Translations: