Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitpraten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitpraten from Dutch to French

uitpraten:

uitpraten verbe (praat uit, praatte uit, praatten uit, uitgepraat)

  1. uitpraten (ruzie bijleggen)
    régler; s'expliquer
    • régler verbe (règle, règles, réglons, réglez, )
    • s'expliquer verbe

Conjugations for uitpraten:

o.t.t.
  1. praat uit
  2. praat uit
  3. praat uit
  4. praten uit
  5. praten uit
  6. praten uit
o.v.t.
  1. praatte uit
  2. praatte uit
  3. praatte uit
  4. praatten uit
  5. praatten uit
  6. praatten uit
v.t.t.
  1. heb uitgepraat
  2. hebt uitgepraat
  3. heeft uitgepraat
  4. hebben uitgepraat
  5. hebben uitgepraat
  6. hebben uitgepraat
v.v.t.
  1. had uitgepraat
  2. had uitgepraat
  3. had uitgepraat
  4. hadden uitgepraat
  5. hadden uitgepraat
  6. hadden uitgepraat
o.t.t.t.
  1. zal uitpraten
  2. zult uitpraten
  3. zal uitpraten
  4. zullen uitpraten
  5. zullen uitpraten
  6. zullen uitpraten
o.v.t.t.
  1. zou uitpraten
  2. zou uitpraten
  3. zou uitpraten
  4. zouden uitpraten
  5. zouden uitpraten
  6. zouden uitpraten
en verder
  1. ben uitgepraat
  2. bent uitgepraat
  3. is uitgepraat
  4. zijn uitgepraat
  5. zijn uitgepraat
  6. zijn uitgepraat
diversen
  1. praat uit!
  2. praat uit!
  3. uitgepraat
  4. uitpratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitpraten [znw.] nom

  1. uitpraten (uitpraten tot het eind; uitspreken)

Translation Matrix for uitpraten:

NounRelated TranslationsOther Translations
parler jusqu'au bout uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
VerbRelated TranslationsOther Translations
parler jusqu'au bout uitpraten; uitspreken
régler ruzie bijleggen; uitpraten aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; afdoen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; betalen; bijleggen; bijstellen; effenen; egaliseren; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; in orde maken; inlossen; instellen; klaren; maken; nabetalen; rechtzetten; regelen; repareren; ruzie afsluiten; vereffenen; verrekenen; voldoen
s'expliquer ruzie bijleggen; uitpraten

Wiktionary Translations for uitpraten:


Cross Translation:
FromToVia
uitpraten débattre debate — participate in a debate

Related Translations for uitpraten