Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. voos:
  2. vozen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voos from Dutch to French

voos:

voos adj

  1. voos

Translation Matrix for voos:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
mou voos allerliefst; dottig; enig; flauw; flauwtjes; futloos; lamlendig; lamzalig; lief; lusteloos; mat; muf; murw; naar zweet ruikend; oubakken; oud; oudbakken; plat; pluizig; schattig; slap; snoezig; verschaald; vertederend; week; zwak; zwakjes; zweterig
spongieux voos sponsachtig; sponzig

Related Words for "voos":


Wiktionary Translations for voos:


Cross Translation:
FromToVia
voos caduc; pourri; délabré morschübertragen: gebrechlich

vozen:

vozen verbe (voos, voost, voosde, voosden, gevoosd)

  1. vozen (geslachtsgemeenschap hebben; neuken)
    baiser; grimper; avoir des rapports sexuelles; sauter; s'accoupler
    • baiser verbe (baise, baises, baisons, baisez, )
    • grimper verbe (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, )
    • sauter verbe (saute, sautes, sautons, sautez, )
    • s'accoupler verbe

Conjugations for vozen:

o.t.t.
  1. voos
  2. voost
  3. voost
  4. vozen
  5. vozen
  6. vozen
o.v.t.
  1. voosde
  2. voosde
  3. voosde
  4. voosden
  5. voosden
  6. voosden
v.t.t.
  1. heb gevoosd
  2. hebt gevoosd
  3. heeft gevoosd
  4. hebben gevoosd
  5. hebben gevoosd
  6. hebben gevoosd
v.v.t.
  1. had gevoosd
  2. had gevoosd
  3. had gevoosd
  4. hadden gevoosd
  5. hadden gevoosd
  6. hadden gevoosd
o.t.t.t.
  1. zal vozen
  2. zult vozen
  3. zal vozen
  4. zullen vozen
  5. zullen vozen
  6. zullen vozen
o.v.t.t.
  1. zou vozen
  2. zou vozen
  3. zou vozen
  4. zouden vozen
  5. zouden vozen
  6. zouden vozen
diversen
  1. voos!
  2. voost!
  3. gevoosd
  4. vozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vozen:

NounRelated TranslationsOther Translations
baiser kushand; kushandje
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir des rapports sexuelles geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
baiser geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
grimper geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen beklimmen; inklimmen; klauteren; klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; oprijzen; rijzen; stijgen
s'accoupler geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
sauter geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen een sprongetje maken; kastanjes poffen; kletteren; over iets springen; overslaan; poffen; rammelen; springen; uiteenspatten
OtherRelated TranslationsOther Translations
sauter laten exploderen; opblazen

Wiktionary Translations for vozen:

vozen
verb
  1. Avoir des relations sexuelles.