Dutch

Detailed Translations for zuiveren from Dutch to French

zuiveren:

zuiveren verbe (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)

  1. zuiveren (schoonmaken; reinigen; schoonpoetsen)
    nettoyer; purifier; laver; épurer; nettoyer à fond; purger; récurer; éponger
    • nettoyer verbe (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )
    • purifier verbe (purifie, purifies, purifions, purifiez, )
    • laver verbe (lave, laves, lavons, lavez, )
    • épurer verbe (épure, épures, épurons, épurez, )
    • purger verbe (purge, purges, purgeons, purgez, )
    • récurer verbe (récure, récures, récurons, récurez, )
    • éponger verbe (éponge, éponges, épongeons, épongez, )
  2. zuiveren (onschuldig verklaren; vrijspreken; dechargeren; vrijpleiten)
    acquitter; décharger; laver; innocenter; déclarer innocent; blanchir; disculper
    • acquitter verbe (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, )
    • décharger verbe (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • laver verbe (lave, laves, lavons, lavez, )
    • innocenter verbe
    • blanchir verbe (blanchis, blanchit, blanchissons, blanchissez, )
    • disculper verbe (disculpe, disculpes, disculpons, disculpez, )

Conjugations for zuiveren:

o.t.t.
  1. zuiver
  2. zuivert
  3. zuivert
  4. zuiveren
  5. zuiveren
  6. zuiveren
o.v.t.
  1. zuiverde
  2. zuiverde
  3. zuiverde
  4. zuiverden
  5. zuiverden
  6. zuiverden
v.t.t.
  1. heb gezuiverd
  2. hebt gezuiverd
  3. heeft gezuiverd
  4. hebben gezuiverd
  5. hebben gezuiverd
  6. hebben gezuiverd
v.v.t.
  1. had gezuiverd
  2. had gezuiverd
  3. had gezuiverd
  4. hadden gezuiverd
  5. hadden gezuiverd
  6. hadden gezuiverd
o.t.t.t.
  1. zal zuiveren
  2. zult zuiveren
  3. zal zuiveren
  4. zullen zuiveren
  5. zullen zuiveren
  6. zullen zuiveren
o.v.t.t.
  1. zou zuiveren
  2. zou zuiveren
  3. zou zuiveren
  4. zouden zuiveren
  5. zouden zuiveren
  6. zouden zuiveren
diversen
  1. zuiver!
  2. zuivert!
  3. gezuiverd
  4. zuiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zuiveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acquitter dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren aanzuiveren; afbetalen; aflossen; afrekenen; betalen; effenen; egaliseren; genoegdoen; inlossen; nabetalen; vereffenen; verrekenen; voldoen
blanchir dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren schoonwassen; uitwassen; vergrijzen; wassen; wit worden; witwassen
disculper dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren onschuld betuigen
décharger dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afmaken; afreageren; afscheiden; afschieten; afslachten; afvloeien; afvoeren; afvuren; bliksemen; congé geven; doden; ecarteren; eruit gooien; flitsen; iets uitladen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lossen; lozen; luchten; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; ontheffen; ontladen; ontslaan; oplichten; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitladen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; vermoorden; verzenden; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden
déclarer innocent dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
innocenter dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
laver dechargeren; onschuldig verklaren; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren afboenen; afschrobben; afspoelen; boenen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen; schoonboenen; schoonschrobben; schoonwassen; schrobben; uitwassen; wassen
nettoyer reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren afboenen; afdekken; afnemen; afruimen; afschrobben; afstoffen; bergen; boenen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opdweilen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonboenen; schoonhouden; schoonschrobben; schrobben; stoffen; tornen; uithalen; uittrekken
nettoyer à fond reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren loskrijgen; losmaken; lostornen; opruimen; reinigen; schoonmaken; stalmesten; tornen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uittrekken
purger reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; laxeren; louteren; purgeren; reinigen
purifier reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
récurer reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
éponger reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren afvegen; afwissen
épurer reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; raffineren; reinigen; veredelen; verfijnen

Wiktionary Translations for zuiveren:

zuiveren
verb
  1. van verontreinigingen ontdoen
zuiveren

External Machine Translations:

Related Translations for zuiveren