Dutch

Detailed Synonyms for aan elkaar binden in Dutch

aan elkaar binden:

aan elkaar binden verbe

  1. aan elkaar binden
    vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken
    • vastknopen verbe (knoop vast, knoopt vast, knoopte vast, knoopten vast, vastgeknoopt)
    • aan elkaar knopen verbe (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
    • knopen verbe (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)
    • strikken verbe (strik, strikt, strikte, strikten, gestrikt)
  2. aan elkaar binden
    verbinden; aan elkaar binden; samenbinden; aaneenbinden
    • verbinden verbe (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • samenbinden verbe (bind samen, bindt samen, bond samen, bonden samen, samengebonden)
    • aaneenbinden verbe (bind aaneen, bindt aaneen, bond aaneen, bonden aaneen, aaneengebonden)

Related Synonyms for aan elkaar binden