Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate aankoop

Synonyms for "aankoop" in Dutch

Summary

Dutch Synonyms: more detail...

aankoop:
- acquisitie; kopen; aankoop; verwerving; verkrijging; aanschaf; afname; koop; boodschap; aanwinst; aangekochte
aankopen:
- kopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen

Dutch

Detailed Synonyms for aankoop in Dutch

aankoop:

aankoop [de ~ (m)] nom

de aankoop
de acquisitie; het kopen; de aankoop; de verwerving; de verkrijging; de aanschaf; de afname; de koop
- acquisitie [de ~ (v)] nom
- kopen [het ~] nom
- aankoop [de ~ (m)] nom
- verwerving [de ~ (v)] nom
- verkrijging [de ~ (v)] nom
- aanschaf [de ~ (m)] nom
- afname [de ~] nom
- koop [de ~ (m)] nom
de aankoop
de acquisitie; de aankoop; de aanschaf; de boodschap; de aanwinst; aangekochte; de koop
- acquisitie [de ~ (v)] nom
- aankoop [de ~ (m)] nom
- aanschaf [de ~ (m)] nom
- boodschap [de ~ (v)] nom
- aanwinst [de ~ (v)] nom
- aangekochte [znw.] nom
- koop [de ~ (m)] nom
de aankoop
de aankoop
- aankoop [de ~ (m)] nom
de aankoop

– wat je koopt ¹
de aankoop
– wat je koopt ¹
- aankoop [de ~ (m)] nom
  - die auto was onze duurste aankoop¹

Related Definitions for "aankoop":

wat je koopt¹
- die auto was onze duurste aankoop¹

aankopen:

aankopen verbe (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)

aankopen
kopen
– het krijgen in ruil voor geld ¹
- kopen verbe (koop, koopt, kocht, kochten, gekocht)
  - ik koop een nieuwe jas¹
verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen
- verkrijgen verbe (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
- verwerven verbe (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
- aanschaffen verbe (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
- aankopen verbe (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)

Conjugations for aankopen:

o.t.t.

koop aan
koopt aan
koopt aan
kopen aan
kopen aan
kopen aan

o.v.t.

kocht aan
kocht aan
kocht aan
kochten aan
kochten aan
kochten aan

v.t.t.

heb aangekocht
hebt aangekocht
heeft aangekocht
hebben aangekocht
hebben aangekocht
hebben aangekocht

v.v.t.

had aangekocht
had aangekocht
had aangekocht
hadden aangekocht
hadden aangekocht
hadden aangekocht

o.t.t.t.

zal aankopen
zult aankopen
zal aankopen
zullen aankopen
zullen aankopen
zullen aankopen

o.v.t.t.

zou aankopen
zou aankopen
zou aankopen
zouden aankopen
zouden aankopen
zouden aankopen

diversen

koop aan!
koopt aan!
aangekocht
aankopende

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

¹Muiswerk Woordenboek