Summary


Dutch

Detailed Synonyms for aanmeren in Dutch

aanmeren:

aanmeren verbe

  1. aanmeren
    aanleggen; aanmeren; vastleggen; vastbinden; meren; vastmaken; vastmeren; afmeren
    • aanleggen verbe (leg aan, legt aan, legde aan, legden aan, aangelegd)
    • aanmeren verbe
    • vastleggen verbe (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • vastbinden verbe (bind vast, bindt vast, bond vast, bonden vast, vastgebonden)
    • meren verbe (meer, meert, meerde, meerden, gemeerd)
    • vastmaken verbe (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
    • vastmeren verbe (meer vast, meert vast, meerde vast, meerden vast, vastgemeerd)
    • afmeren verbe (meer af, meert af, meerde af, meerden af, afgemeerd)