Dutch
Detailed Synonyms for accommoderen in Dutch
accommoderen:
-
accommoderen
-
accommoderen
accommoderen; onderbrengen; huizen; herbergen; huisvesten; iemand huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen-
iemand huisvesten verbe
-
onderdak verschaffen verbe (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
-
onderdak geven verbe (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
-
onderdak verlenen verbe (verleen onderdak, verleent onderdak, verleende onderdak, verleenden onderdak, onderdak verleend)
Conjugations for accommoderen:
o.t.t.
- accomodeer
- accomodeert
- accomodeert
- accomoderen
- accomoderen
- accomoderen
o.v.t.
- accomodeerde
- accomodeerde
- accomodeerde
- accomodeerden
- accomodeerden
- accomodeerden
v.t.t.
- ben geaccomodeerd
- bent geaccomodeerd
- is geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
v.v.t.
- was geaccomodeerd
- was geaccomodeerd
- was geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
o.t.t.t.
- zal accommoderen
- zult accommoderen
- zal accommoderen
- zullen accommoderen
- zullen accommoderen
- zullen accommoderen
o.v.t.t.
- zou accommoderen
- zou accommoderen
- zou accommoderen
- zouden accommoderen
- zouden accommoderen
- zouden accommoderen
diversen
- accomodeer!
- accomodeert!
- geaccomodeerd
- accomoderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze