Dutch

Detailed Synonyms for afgezien in Dutch

afgezien:

afgezien

  1. afgezien
    – zonder te letten op ...., zonder mee te tellen 1
    afgezien
    – zonder te letten op ...., zonder mee te tellen 1
    • afgezien
      • afgezien van de inktvlekken is dit een goede brief1

Related Words for "afgezien":

  • afgeziene

Related Definitions for "afgezien":

  1. zonder te letten op ...., zonder mee te tellen1
    • afgezien van de inktvlekken is dit een goede brief1

afzien:

afzien verbe (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)

  1. afzien
    afzien; afstand doen
    • afzien verbe (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)
    • afstand doen verbe (doe afstand, doet afstand, deed afstand, deden afstand, afstand gedaan)

Conjugations for afzien:

o.t.t.
  1. zie af
  2. ziet af
  3. ziet af
  4. zien af
  5. zien af
  6. zien af
o.v.t.
  1. zag af
  2. zag af
  3. zag af
  4. zagen af
  5. zagen af
  6. zagen af
v.t.t.
  1. heb afgezien
  2. hebt afgezien
  3. heeft afgezien
  4. hebben afgezien
  5. hebben afgezien
  6. hebben afgezien
v.v.t.
  1. had afgezien
  2. had afgezien
  3. had afgezien
  4. hadden afgezien
  5. hadden afgezien
  6. hadden afgezien
o.t.t.t.
  1. zal afzien
  2. zult afzien
  3. zal afzien
  4. zullen afzien
  5. zullen afzien
  6. zullen afzien
o.v.t.t.
  1. zou afzien
  2. zou afzien
  3. zou afzien
  4. zouden afzien
  5. zouden afzien
  6. zouden afzien
diversen
  1. zie af!
  2. ziet af!
  3. afgezien
  4. afziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze