Dutch

Detailed Synonyms for arresteren in Dutch

arresteren:

arresteren verbe (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)

  1. arresteren
    aanhouden; arresteren; gevangennemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden verbe (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • arresteren verbe (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • oppakken verbe (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen verbe (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  2. arresteren
    gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden verbe (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • vatten verbe (vat, vatte, vatten, gevat)
    • arresteren verbe (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • in hechtenis nemen verbe (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
    • oppakken verbe (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen verbe (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  3. arresteren
    – hem gevangen nemen 1
    arresteren
    – hem gevangen nemen 1
    • arresteren verbe (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
      • de dief werd gearresteerd1

Conjugations for arresteren:

o.t.t.
  1. arresteer
  2. arresteert
  3. arresteert
  4. arresteren
  5. arresteren
  6. arresteren
o.v.t.
  1. arresteerde
  2. arresteerde
  3. arresteerde
  4. arresteerden
  5. arresteerden
  6. arresteerden
v.t.t.
  1. heb gearresteerd
  2. hebt gearresteerd
  3. heeft gearresteerd
  4. hebben gearresteerd
  5. hebben gearresteerd
  6. hebben gearresteerd
v.v.t.
  1. had gearresteerd
  2. had gearresteerd
  3. had gearresteerd
  4. hadden gearresteerd
  5. hadden gearresteerd
  6. hadden gearresteerd
o.t.t.t.
  1. zal arresteren
  2. zult arresteren
  3. zal arresteren
  4. zullen arresteren
  5. zullen arresteren
  6. zullen arresteren
o.v.t.t.
  1. zou arresteren
  2. zou arresteren
  3. zou arresteren
  4. zouden arresteren
  5. zouden arresteren
  6. zouden arresteren
diversen
  1. arresteer!
  2. arresteert!
  3. gearresteerd
  4. arresterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

arresteren [znw.] nom

  1. arresteren
    arresteren; het grijpen

Alternate Synonyms for "arresteren":


Related Definitions for "arresteren":

  1. hem gevangen nemen1
    • de dief werd gearresteerd1