Dutch

Detailed Synonyms for babbelen in Dutch

babbelen:

babbelen verbe (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)

  1. babbelen
    spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren
    • spreken verbe
    • wauwelen verbe (wauwel, wauwelt, wauwelde, wauwelden, gewauweld)
    • praten verbe (praat, praatte, praatten, gepraat)
    • babbelen verbe (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
    • kwebbelen verbe (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
    • kletsen verbe (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • zwammen verbe (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
    • kakelen verbe (kakel, kakelt, kakelde, kakelden, gekakeld)
    • kwetteren verbe (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • klappen verbe (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
    • kwekken verbe (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)
    • snateren verbe (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)
  2. babbelen
    kletsen; babbelen; ratelen; kwebbelen
    • kletsen verbe (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • babbelen verbe (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
    • ratelen verbe (ratel, ratelt, ratelde, ratelden, gerateld)
    • kwebbelen verbe (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
  3. babbelen
    – gezellig praten over onbelangrijke dingen 1
    babbelen
    – gezellig praten over onbelangrijke dingen 1
    • babbelen verbe (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
      • we babbelden wat bij een kopje thee1

Conjugations for babbelen:

o.t.t.
  1. babbel
  2. babbelt
  3. babbelt
  4. babbelen
  5. babbelen
  6. babbelen
o.v.t.
  1. babbelde
  2. babbelde
  3. babbelde
  4. babbelden
  5. babbelden
  6. babbelden
v.t.t.
  1. heb gebabbeld
  2. hebt gebabbeld
  3. heeft gebabbeld
  4. hebben gebabbeld
  5. hebben gebabbeld
  6. hebben gebabbeld
v.v.t.
  1. had gebabbeld
  2. had gebabbeld
  3. had gebabbeld
  4. hadden gebabbeld
  5. hadden gebabbeld
  6. hadden gebabbeld
o.t.t.t.
  1. zal babbelen
  2. zult babbelen
  3. zal babbelen
  4. zullen babbelen
  5. zullen babbelen
  6. zullen babbelen
o.v.t.t.
  1. zou babbelen
  2. zou babbelen
  3. zou babbelen
  4. zouden babbelen
  5. zouden babbelen
  6. zouden babbelen
diversen
  1. babbel!
  2. babbelt!
  3. gebabbeld
  4. babbelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "babbelen":


Related Definitions for "babbelen":

  1. gezellig praten over onbelangrijke dingen1
    • we babbelden wat bij een kopje thee1