Summary


Dutch

Detailed Synonyms for beschadigd in Dutch

beschadigd:

beschadigd adj

  1. beschadigd

beschadigen:

beschadigen verbe (beschadig, beschadigt, beschadigde, beschadigden, beschadigd)

  1. beschadigen
    beschadigen; aantasten; bederven; aanvreten
    • beschadigen verbe (beschadig, beschadigt, beschadigde, beschadigden, beschadigd)
    • aantasten verbe (tast aan, tastte aan, tastten aan, aangetast)
    • bederven verbe (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • aanvreten verbe
  2. beschadigen
    beschadigen; schaden
    • beschadigen verbe (beschadig, beschadigt, beschadigde, beschadigden, beschadigd)
    • schaden verbe (schaad, schaadt, schaadde, schaadden, geschaad)
  3. beschadigen
    – een beetje kapot maken 1
    beschadigen
    – een beetje kapot maken 1
    • beschadigen verbe (beschadig, beschadigt, beschadigde, beschadigden, beschadigd)
      • de muur is beschadigd door die openslaande deur1

Conjugations for beschadigen:

o.t.t.
  1. beschadig
  2. beschadigt
  3. beschadigt
  4. beschadigen
  5. beschadigen
  6. beschadigen
o.v.t.
  1. beschadigde
  2. beschadigde
  3. beschadigde
  4. beschadigden
  5. beschadigden
  6. beschadigden
v.t.t.
  1. heb beschadigd
  2. hebt beschadigd
  3. heeft beschadigd
  4. hebben beschadigd
  5. hebben beschadigd
  6. hebben beschadigd
v.v.t.
  1. had beschadigd
  2. had beschadigd
  3. had beschadigd
  4. hadden beschadigd
  5. hadden beschadigd
  6. hadden beschadigd
o.t.t.t.
  1. zal beschadigen
  2. zult beschadigen
  3. zal beschadigen
  4. zullen beschadigen
  5. zullen beschadigen
  6. zullen beschadigen
o.v.t.t.
  1. zou beschadigen
  2. zou beschadigen
  3. zou beschadigen
  4. zouden beschadigen
  5. zouden beschadigen
  6. zouden beschadigen
diversen
  1. beschadig!
  2. beschadigt!
  3. beschadigd
  4. beschadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beschadigen [znw.] nom

  1. beschadigen
    beschadigen; het kwetsen
  2. beschadigen

Antonyms for "beschadigen":


Related Definitions for "beschadigen":

  1. een beetje kapot maken1
    • de muur is beschadigd door die openslaande deur1