Summary


Dutch

Detailed Synonyms for bestormen in Dutch

bestormen:

bestormen verbe (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)

  1. bestormen
    aanvallen; attaqueren; overvallen; bestormen
    • aanvallen verbe (val aan, valt aan, viel aan, vielen aan, aangevallen)
    • attaqueren verbe (attaqueer, attaqueert, attaqueerde, attaqueerden, geattaqueerd)
    • overvallen verbe (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)
    • bestormen verbe (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)
  2. bestormen
    bestormen; overstelpen
    • bestormen verbe (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)
    • overstelpen verbe (overstelp, overstelpt, overstelpte, overstelpten, overstelpt)

Conjugations for bestormen:

o.t.t.
  1. bestorm
  2. bestormt
  3. bestormt
  4. bestormen
  5. bestormen
  6. bestormen
o.v.t.
  1. bestormde
  2. bestormde
  3. bestormde
  4. bestormden
  5. bestormden
  6. bestormden
v.t.t.
  1. heb bestormd
  2. hebt bestormd
  3. heeft bestormd
  4. hebben bestormd
  5. hebben bestormd
  6. hebben bestormd
v.v.t.
  1. had bestormd
  2. had bestormd
  3. had bestormd
  4. hadden bestormd
  5. hadden bestormd
  6. hadden bestormd
o.t.t.t.
  1. zal bestormen
  2. zult bestormen
  3. zal bestormen
  4. zullen bestormen
  5. zullen bestormen
  6. zullen bestormen
o.v.t.t.
  1. zou bestormen
  2. zou bestormen
  3. zou bestormen
  4. zouden bestormen
  5. zouden bestormen
  6. zouden bestormen
diversen
  1. bestorm!
  2. bestormt!
  3. bestormd
  4. bestormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze