Dutch
Detailed Synonyms for bevallen in Dutch
bevallen:
-
bevallen
-
bevallen
-
bevallen
bevallen; plezieren; aangenaam aandoen-
aangenaam aandoen verbe (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)
-
bevallen
-
bevallen
bevallen; baren; voortbrengen; ter wereld brengen-
ter wereld brengen verbe (breng ter wereld, brengt ter wereld, bracht ter wereld, brachten ter wereld, ter wereld gebracht)
-
bevallen
– een kind ter wereld brengen 1 -
bevallen
– in de smaak vallen, gewaardeerd worden 1
Conjugations for bevallen:
o.t.t.
- beval
- bevalt
- bevalt
- bevallen
- bevallen
- bevallen
o.v.t.
- beviel
- beviel
- beviel
- bevielen
- bevielen
- bevielen
v.t.t.
- ben bevallen
- bent bevallen
- is bevallen
- zijn bevallen
- zijn bevallen
- zijn bevallen
v.v.t.
- was bevallen
- was bevallen
- was bevallen
- waren bevallen
- waren bevallen
- waren bevallen
o.t.t.t.
- zal bevallen
- zult bevallen
- zal bevallen
- zullen bevallen
- zullen bevallen
- zullen bevallen
o.v.t.t.
- zou bevallen
- zou bevallen
- zou bevallen
- zouden bevallen
- zouden bevallen
- zouden bevallen
diversen
- beval!
- bevalt!
- bevallen
- bevallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze