Dutch
Detailed Synonyms for bevloeien in Dutch
bevloeien:
-
bevloeien
Conjugations for bevloeien:
o.t.t.
- bevloei
- bevloeit
- bevloeit
- bevloeien
- bevloeien
- bevloeien
o.v.t.
- bevloeide
- bevloeide
- bevloeide
- bevloeiden
- bevloeiden
- bevloeiden
v.t.t.
- heb bevloeid
- hebt bevloeid
- heeft bevloeid
- hebben bevloeid
- hebben bevloeid
- hebben bevloeid
v.v.t.
- had bevloeid
- had bevloeid
- had bevloeid
- hadden bevloeid
- hadden bevloeid
- hadden bevloeid
o.t.t.t.
- zal bevloeien
- zult bevloeien
- zal bevloeien
- zullen bevloeien
- zullen bevloeien
- zullen bevloeien
o.v.t.t.
- zou bevloeien
- zou bevloeien
- zou bevloeien
- zouden bevloeien
- zouden bevloeien
- zouden bevloeien
diversen
- bevloei!
- bevloeit!
- bevloeid
- bevloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze