Summary


Dutch

Detailed Synonyms for bezigen in Dutch

bezigen:

bezigen verbe (bezig, bezigt, bezigde, bezigden, gebezigd)

  1. bezigen
    gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen
    • gebruiken verbe (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
    • hanteren verbe (hanteer, hanteert, hanteerde, hanteerden, gehanteerd)
    • gebruik maken van verbe (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
    • bezigen verbe (bezig, bezigt, bezigde, bezigden, gebezigd)
  2. bezigen
    gebruiken; toepassen; aanwenden; bezigen
    • gebruiken verbe (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
    • toepassen verbe (pas toe, past toe, paste toe, pasten toe, toegepast)
    • aanwenden verbe (wend aan, wendt aan, wendde aan, wendden aan, aangewend)
    • bezigen verbe (bezig, bezigt, bezigde, bezigden, gebezigd)

Conjugations for bezigen:

o.t.t.
  1. bezig
  2. bezigt
  3. bezigt
  4. bezigen
  5. bezigen
  6. bezigen
o.v.t.
  1. bezigde
  2. bezigde
  3. bezigde
  4. bezigden
  5. bezigden
  6. bezigden
v.t.t.
  1. heb gebezigd
  2. hebt gebezigd
  3. heeft gebezigd
  4. hebben gebezigd
  5. hebben gebezigd
  6. hebben gebezigd
v.v.t.
  1. had gebezigd
  2. had gebezigd
  3. had gebezigd
  4. hadden gebezigd
  5. hadden gebezigd
  6. hadden gebezigd
o.t.t.t.
  1. zal bezigen
  2. zult bezigen
  3. zal bezigen
  4. zullen bezigen
  5. zullen bezigen
  6. zullen bezigen
o.v.t.t.
  1. zou bezigen
  2. zou bezigen
  3. zou bezigen
  4. zouden bezigen
  5. zouden bezigen
  6. zouden bezigen
diversen
  1. bezig!
  2. bezigt!
  3. gebezigd
  4. bezigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze