Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. bijbenen:


Dutch

Detailed Synonyms for bijbenen in Dutch

bijbenen:

bijbenen verbe (been bij, beent bij, beende bij, beenden bij, bijgebeend)

  1. bijbenen
    bijhouden; bijblijven; bijbenen
    • bijhouden verbe (houd bij, houdt bij, hield bij, hielden bij, bijgehouden)
    • bijblijven verbe (blijf bij, blijft bij, bleef bij, bleven bij, bijgebleven)
    • bijbenen verbe (been bij, beent bij, beende bij, beenden bij, bijgebeend)

Conjugations for bijbenen:

o.t.t.
  1. been bij
  2. beent bij
  3. beent bij
  4. benen bij
  5. benen bij
  6. benen bij
o.v.t.
  1. beende bij
  2. beende bij
  3. beende bij
  4. beenden bij
  5. beenden bij
  6. beenden bij
v.t.t.
  1. heb bijgebeend
  2. hebt bijgebeend
  3. heeft bijgebeend
  4. hebben bijgebeend
  5. hebben bijgebeend
  6. hebben bijgebeend
v.v.t.
  1. had bijgebeend
  2. had bijgebeend
  3. had bijgebeend
  4. hadden bijgebeend
  5. hadden bijgebeend
  6. hadden bijgebeend
o.t.t.t.
  1. zal bijbenen
  2. zult bijbenen
  3. zal bijbenen
  4. zullen bijbenen
  5. zullen bijbenen
  6. zullen bijbenen
o.v.t.t.
  1. zou bijbenen
  2. zou bijbenen
  3. zou bijbenen
  4. zouden bijbenen
  5. zouden bijbenen
  6. zouden bijbenen
diversen
  1. been bij!
  2. beent bij!
  3. bijgebeend
  4. bijbenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bijbenen [znw.] nom

  1. bijbenen
    bijhouden; bijbenen