Dutch

Detailed Synonyms for dalend in Dutch

dalend:

dalend adj

  1. dalend

dalen:

dalen verbe (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)

  1. dalen
    dalen
    • dalen verbe (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
  2. dalen
    declineren; afnemen; verminderen; minder worden; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen
    • declineren verbe (declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
    • afnemen verbe (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • verminderen verbe (verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
    • minder worden verbe (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
    • dalen verbe (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
    • vervallen verbe (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
    • teruggaan verbe (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • tanen verbe (taan, taant, taande, taanden, getaand)
    • minderen verbe (minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
  3. dalen
    – een kleinere waarde krijgen 1
    dalen; zakken
    – een kleinere waarde krijgen 1
    • dalen verbe (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
      • de prijzen zijn gedaald1
    • zakken verbe (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
      • de waarde van de gulden is gezakt1
  4. dalen
    – omlaag gaan 1
    dalen; zakken
    – omlaag gaan 1
    • dalen verbe (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
      • het vliegtuig daalt langzaam1
    • zakken verbe (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
      • het water in de rivier is gezakt1

Conjugations for dalen:

o.t.t.
  1. daal
  2. daalt
  3. daalt
  4. dalen
  5. dalen
  6. dalen
o.v.t.
  1. daalde
  2. daalde
  3. daalde
  4. daalden
  5. daalden
  6. daalden
v.t.t.
  1. ben gedaald
  2. bent gedaald
  3. is gedaald
  4. zijn gedaald
  5. zijn gedaald
  6. zijn gedaald
v.v.t.
  1. was gedaald
  2. was gedaald
  3. was gedaald
  4. waren gedaald
  5. waren gedaald
  6. waren gedaald
o.t.t.t.
  1. zal dalen
  2. zult dalen
  3. zal dalen
  4. zullen dalen
  5. zullen dalen
  6. zullen dalen
o.v.t.t.
  1. zou dalen
  2. zou dalen
  3. zou dalen
  4. zouden dalen
  5. zouden dalen
  6. zouden dalen
diversen
  1. daal!
  2. daalt!
  3. gedaald
  4. dalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dalen [de ~] nom, pluriel

  1. de dalen
    de valleien; de dalen

Related Words for "dalen":


Alternate Synonyms for "dalen":


Antonyms for "dalen":


Related Definitions for "dalen":

  1. een kleinere waarde krijgen1
    • de prijzen zijn gedaald1
  2. omlaag gaan1
    • het vliegtuig daalt langzaam1