Dutch

Detailed Synonyms for degraderen in Dutch

degraderen:

degraderen [znw.] nom

  1. degraderen
    degraderen

degraderen verbe (degradeer, degradeert, degradeerde, degradeerden, gedegradeerd)

  1. degraderen
    degraderen; in rang verlagen; terugzetten; achteruitzetten; terugplaatsen
    • degraderen verbe (degradeer, degradeert, degradeerde, degradeerden, gedegradeerd)
    • in rang verlagen verbe (verlaag in rang, verlaagt in rang, verlaagde in rang, verlaagden in rang, in rang verlaagd)
    • terugzetten verbe (zet terug, zette terug, zetten terug, teruggezet)
    • achteruitzetten verbe (zet achteruit, zette achteruit, zetten achteruit, achteruitgezet)
    • terugplaatsen verbe (plaats terug, plaatst terug, plaatste terug, plaatsten terug, teruggeplaatst)

Conjugations for degraderen:

o.t.t.
  1. degradeer
  2. degradeert
  3. degradeert
  4. degraderen
  5. degraderen
  6. degraderen
o.v.t.
  1. degradeerde
  2. degradeerde
  3. degradeerde
  4. degradeerden
  5. degradeerden
  6. degradeerden
v.t.t.
  1. heb gedegradeerd
  2. hebt gedegradeerd
  3. heeft gedegradeerd
  4. hebben gedegradeerd
  5. hebben gedegradeerd
  6. hebben gedegradeerd
v.v.t.
  1. had gedegradeerd
  2. had gedegradeerd
  3. had gedegradeerd
  4. hadden gedegradeerd
  5. hadden gedegradeerd
  6. hadden gedegradeerd
o.t.t.t.
  1. zal degraderen
  2. zult degraderen
  3. zal degraderen
  4. zullen degraderen
  5. zullen degraderen
  6. zullen degraderen
o.v.t.t.
  1. zou degraderen
  2. zou degraderen
  3. zou degraderen
  4. zouden degraderen
  5. zouden degraderen
  6. zouden degraderen
en verder
  1. ben gedegradeerd
  2. bent gedegradeerd
  3. is gedegradeerd
  4. zijn gedegradeerd
  5. zijn gedegradeerd
  6. zijn gedegradeerd
diversen
  1. degradeer!
  2. degradeert!
  3. gedegradeerd
  4. degraderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze