Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. etiketteren:


Dutch

Detailed Synonyms for etiketteren in Dutch

etiketteren:

etiketteren verbe (etiketteer, etiketteert, etiketteerde, etiketteerden, geëtiketteerd)

  1. etiketteren
    etiketteren; van etiket voorzien
    • etiketteren verbe (etiketteer, etiketteert, etiketteerde, etiketteerden, geëtiketteerd)
    • van etiket voorzien verbe (voorzie van etiket, voorziet van etiket, voorzag van etiket, voorzagen van etiket, van etiket voorzien)
  2. etiketteren
    etiketteren
    • etiketteren verbe (etiketteer, etiketteert, etiketteerde, etiketteerden, geëtiketteerd)

Conjugations for etiketteren:

o.t.t.
  1. etiketteer
  2. etiketteert
  3. etiketteert
  4. etiketteren
  5. etiketteren
  6. etiketteren
o.v.t.
  1. etiketteerde
  2. etiketteerde
  3. etiketteerde
  4. etiketteerden
  5. etiketteerden
  6. etiketteerden
v.t.t.
  1. heb geëtiketteerd
  2. hebt geëtiketteerd
  3. heeft geëtiketteerd
  4. hebben geëtiketteerd
  5. hebben geëtiketteerd
  6. hebben geëtiketteerd
v.v.t.
  1. had geëtiketteerd
  2. had geëtiketteerd
  3. had geëtiketteerd
  4. hadden geëtiketteerd
  5. hadden geëtiketteerd
  6. hadden geëtiketteerd
o.t.t.t.
  1. zal etiketteren
  2. zult etiketteren
  3. zal etiketteren
  4. zullen etiketteren
  5. zullen etiketteren
  6. zullen etiketteren
o.v.t.t.
  1. zou etiketteren
  2. zou etiketteren
  3. zou etiketteren
  4. zouden etiketteren
  5. zouden etiketteren
  6. zouden etiketteren
en verder
  1. is geëtiketteerd
  2. zijn geëtiketteerd
diversen
  1. etiketteer!
  2. etiketteert!
  3. geëtiketteerd
  4. etiketterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze