Dutch

Detailed Synonyms for galmen in Dutch

galmen:

galmen verbe (galm, galmt, galmde, galmden, gegalmd)

  1. galmen
    echoën; galmen; weerklinken; naklinken
    • echoën verbe (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • galmen verbe (galm, galmt, galmde, galmden, gegalmd)
    • weerklinken verbe (weerklink, weerklinkt, weerklonk, weerklonken, weerklonken)
    • naklinken verbe (klink na, klinkt na, klonk na, klonken na, nageklonken)
  2. galmen
    met krachtige stem zingen; galmen
  3. galmen
    resoneren; echoën; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; galmen; schallen; weergalmen
    • resoneren verbe
    • echoën verbe (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • weerkaatsen verbe (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)
    • weerklinken verbe (weerklink, weerklinkt, weerklonk, weerklonken, weerklonken)
    • weerschallen verbe (weerschal, weerschalt, weerschalde, weerschalden, weerschald)
    • galmen verbe (galm, galmt, galmde, galmden, gegalmd)
    • schallen verbe
    • weergalmen verbe (weergalm, weergalmt, weergalmde, weergalmden, weergalmd)

Conjugations for galmen:

o.t.t.
  1. galm
  2. galmt
  3. galmt
  4. galmen
  5. galmen
  6. galmen
o.v.t.
  1. galmde
  2. galmde
  3. galmde
  4. galmden
  5. galmden
  6. galmden
v.t.t.
  1. heb gegalmd
  2. hebt gegalmd
  3. heeft gegalmd
  4. hebben gegalmd
  5. hebben gegalmd
  6. hebben gegalmd
v.v.t.
  1. had gegalmd
  2. had gegalmd
  3. had gegalmd
  4. hadden gegalmd
  5. hadden gegalmd
  6. hadden gegalmd
o.t.t.t.
  1. zal galmen
  2. zult galmen
  3. zal galmen
  4. zullen galmen
  5. zullen galmen
  6. zullen galmen
o.v.t.t.
  1. zou galmen
  2. zou galmen
  3. zou galmen
  4. zouden galmen
  5. zouden galmen
  6. zouden galmen
diversen
  1. galm!
  2. galmt!
  3. gegalmd
  4. galmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "galmen":


galmen form of galm:

galm [de ~ (m)] nom

  1. de galm
    de resonantie; klankweerkaatsing; de galm

Related Words for "galm":