Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. geschakeld:
  2. schakelen:


Dutch

Detailed Synonyms for geschakeld in Dutch

geschakeld:

geschakeld adj

  1. geschakeld

geschakeld form of schakelen:

schakelen verbe (schakel, schakelt, schakelde, schakelden, geschakeld)

  1. schakelen
    schakelen; naar een andere versnelling overgaan
  2. schakelen
    – achter elkaar zetten en verbinden 1
    schakelen
    – achter elkaar zetten en verbinden 1
    • schakelen verbe (schakel, schakelt, schakelde, schakelden, geschakeld)
      • deze elementen zijn geschakeld1
  3. schakelen
    – de versnelling van een voertuig bedienen 1
    schakelen
    – de versnelling van een voertuig bedienen 1
    • schakelen verbe (schakel, schakelt, schakelde, schakelden, geschakeld)
      • ik schakelde naar de vierde versnelling1

Conjugations for schakelen:

o.t.t.
  1. schakel
  2. schakelt
  3. schakelt
  4. schakelen
  5. schakelen
  6. schakelen
o.v.t.
  1. schakelde
  2. schakelde
  3. schakelde
  4. schakelden
  5. schakelden
  6. schakelden
v.t.t.
  1. ben geschakeld
  2. bent geschakeld
  3. is geschakeld
  4. zijn geschakeld
  5. zijn geschakeld
  6. zijn geschakeld
v.v.t.
  1. was geschakeld
  2. was geschakeld
  3. was geschakeld
  4. waren geschakeld
  5. waren geschakeld
  6. waren geschakeld
o.t.t.t.
  1. zal schakelen
  2. zult schakelen
  3. zal schakelen
  4. zullen schakelen
  5. zullen schakelen
  6. zullen schakelen
o.v.t.t.
  1. zou schakelen
  2. zou schakelen
  3. zou schakelen
  4. zouden schakelen
  5. zouden schakelen
  6. zouden schakelen
diversen
  1. schakel!
  2. schakelt!
  3. geschakeld
  4. schakelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "schakelen":


Related Definitions for "schakelen":

  1. achter elkaar zetten en verbinden1
    • deze elementen zijn geschakeld1
  2. de versnelling van een voertuig bedienen1
    • ik schakelde naar de vierde versnelling1