Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. gespleten:
  2. splijten:


Dutch

Detailed Synonyms for gespleten in Dutch

gespleten:

gespleten adj

  1. gespleten

Related Words for "gespleten":


gespleten form of splijten:

splijten verbe (splijt, speet, spleten, gespleten)

  1. splijten
    splitsen; kloven; uiteensplijten; splijten; klieven
    • splitsen verbe (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • kloven verbe (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • uiteensplijten verbe (splijt uiteen, splijtte uiteen, splijtten uiteen, uiteengespleten)
    • splijten verbe (splijt, speet, spleten, gespleten)
    • klieven verbe (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
  2. splijten
    – in de lengte in stukken breken 1
    splijten
    – in de lengte in stukken breken 1
    • splijten verbe (splijt, speet, spleten, gespleten)
      • de plank splijt als je er een spijker in slaan1
  3. splijten
    – met iets scherps in stukken slaan 1
    splijten
    – met iets scherps in stukken slaan 1
    • splijten verbe (splijt, speet, spleten, gespleten)
      • hij splijt het houtblok met een bijl1

Conjugations for splijten:

o.t.t.
  1. splijt
  2. splijt
  3. splijt
  4. splijten
  5. splijten
  6. splijten
o.v.t.
  1. speet
  2. speet
  3. speet
  4. spleten
  5. spleten
  6. spleten
v.t.t.
  1. heb gespleten
  2. hebt gespleten
  3. heeft gespleten
  4. hebben gespleten
  5. hebben gespleten
  6. hebben gespleten
v.v.t.
  1. had gespleten
  2. had gespleten
  3. had gespleten
  4. hadden gespleten
  5. hadden gespleten
  6. hadden gespleten
o.t.t.t.
  1. zal splijten
  2. zult splijten
  3. zal splijten
  4. zullen splijten
  5. zullen splijten
  6. zullen splijten
o.v.t.t.
  1. zou splijten
  2. zou splijten
  3. zou splijten
  4. zouden splijten
  5. zouden splijten
  6. zouden splijten
en verder
  1. ben gespleten
  2. bent gespleten
  3. is gespleten
  4. zijn gespleten
  5. zijn gespleten
  6. zijn gespleten
diversen
  1. splijt!
  2. splijtt!
  3. gespleten
  4. splijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Definitions for "splijten":

  1. in de lengte in stukken breken1
    • de plank splijt als je er een spijker in slaan1
  2. met iets scherps in stukken slaan1
    • hij splijt het houtblok met een bijl1

Related Synonyms for gespleten