Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. groeperen:


Dutch

Detailed Synonyms for groeperen in Dutch

groeperen:

groeperen verbe (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)

  1. groeperen
    ordenen; indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren
    • ordenen verbe (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
    • indelen verbe (deel in, deelt in, deelde in, deelden in, ingedeeld)
    • groeperen verbe (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)
    • arrangeren verbe (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • systematiseren verbe (systematiseer, systematiseert, systematiseerde, systematiseerden, gesystematiseerd)
  2. groeperen
    groeperen
    • groeperen verbe (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)

Conjugations for groeperen:

o.t.t.
  1. groepeer
  2. groepeert
  3. groepeert
  4. groeperen
  5. groeperen
  6. groeperen
o.v.t.
  1. groepeerde
  2. groepeerde
  3. groepeerde
  4. groepeerden
  5. groepeerden
  6. groepeerden
v.t.t.
  1. heb gegroepeerd
  2. hebt gegroepeerd
  3. heeft gegroepeerd
  4. hebben gegroepeerd
  5. hebben gegroepeerd
  6. hebben gegroepeerd
v.v.t.
  1. had gegroepeerd
  2. had gegroepeerd
  3. had gegroepeerd
  4. hadden gegroepeerd
  5. hadden gegroepeerd
  6. hadden gegroepeerd
o.t.t.t.
  1. zal groeperen
  2. zult groeperen
  3. zal groeperen
  4. zullen groeperen
  5. zullen groeperen
  6. zullen groeperen
o.v.t.t.
  1. zou groeperen
  2. zou groeperen
  3. zou groeperen
  4. zouden groeperen
  5. zouden groeperen
  6. zouden groeperen
en verder
  1. ben gegroepeerd
  2. bent gegroepeerd
  3. is gegroepeerd
  4. zijn gegroepeerd
  5. zijn gegroepeerd
  6. zijn gegroepeerd
diversen
  1. groepeer!
  2. groepeert!
  3. gegroepeerd
  4. groeperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze