Dutch

Detailed Synonyms for hameren in Dutch

hameren:

hameren verbe (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)

  1. hameren
    slaan; bonken; rammen; hameren
    • slaan verbe (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • bonken verbe (bonk, bonkt, bonkte, bonkten, gebonkt)
    • rammen verbe (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • hameren verbe (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)
  2. hameren
    hameren; kloppen met een hamer
  3. hameren
    hameren; blijven herhalen

Conjugations for hameren:

o.t.t.
  1. hamer
  2. hamert
  3. hamert
  4. hameren
  5. hameren
  6. hameren
o.v.t.
  1. hamerde
  2. hamerde
  3. hamerde
  4. hamerden
  5. hamerden
  6. hamerden
v.t.t.
  1. heb gehamerd
  2. hebt gehamerd
  3. heeft gehamerd
  4. hebben gehamerd
  5. hebben gehamerd
  6. hebben gehamerd
v.v.t.
  1. had gehamerd
  2. had gehamerd
  3. had gehamerd
  4. hadden gehamerd
  5. hadden gehamerd
  6. hadden gehamerd
o.t.t.t.
  1. zal hameren
  2. zult hameren
  3. zal hameren
  4. zullen hameren
  5. zullen hameren
  6. zullen hameren
o.v.t.t.
  1. zou hameren
  2. zou hameren
  3. zou hameren
  4. zouden hameren
  5. zouden hameren
  6. zouden hameren
diversen
  1. hamer!
  2. hamert!
  3. gehamerd
  4. hamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "hameren":


hamer:

hamer [de ~ (m)] nom

  1. de hamer
    de hamer; slaghamer
  2. de hamer
    – stuk gereedschap met ijzeren kop op steel 1
    de hamer
    – stuk gereedschap met ijzeren kop op steel 1
    • hamer [de ~ (m)] nom
      • hij sloeg de spijker met een hamer in het hout1

Related Words for "hamer":

  • hameren, hamers, hamertje, hamertjes

Related Definitions for "hamer":

  1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel1
    • hij sloeg de spijker met een hamer in het hout1