Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. herverzekeren:


Dutch

Detailed Synonyms for herverzekeren in Dutch

herverzekeren:

herverzekeren verbe (herverzeker, herverzekert, herverzekerde, herverzekerden, herverzekerd)

  1. herverzekeren
    reassureren; herverzekeren

Conjugations for herverzekeren:

o.t.t.
  1. herverzeker
  2. herverzekert
  3. herverzekert
  4. herverzekeren
  5. herverzekeren
  6. herverzekeren
o.v.t.
  1. herverzekerde
  2. herverzekerde
  3. herverzekerde
  4. herverzekerden
  5. herverzekerden
  6. herverzekerden
v.t.t.
  1. ben herverzekerd
  2. bent herverzekerd
  3. is herverzekerd
  4. zijn herverzekerd
  5. zijn herverzekerd
  6. zijn herverzekerd
v.v.t.
  1. was herverzekerd
  2. was herverzekerd
  3. was herverzekerd
  4. waren herverzekerd
  5. waren herverzekerd
  6. waren herverzekerd
o.t.t.t.
  1. zal herverzekeren
  2. zult herverzekeren
  3. zal herverzekeren
  4. zullen herverzekeren
  5. zullen herverzekeren
  6. zullen herverzekeren
o.v.t.t.
  1. zou herverzekeren
  2. zou herverzekeren
  3. zou herverzekeren
  4. zouden herverzekeren
  5. zouden herverzekeren
  6. zouden herverzekeren
diversen
  1. herverzeker!
  2. herverzekert!
  3. herverzekerd
  4. herverzekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze