Summary


Dutch

Detailed Synonyms for homologeren in Dutch

homologeren:

homologeren [znw.] nom

  1. homologeren

homologeren verbe (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)

  1. homologeren
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren verbe (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen verbe (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen verbe (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren verbe (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen verbe (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)

Conjugations for homologeren:

o.t.t.
  1. homologeer
  2. homologeert
  3. homologeert
  4. homologeren
  5. homologeren
  6. homologeren
o.v.t.
  1. homologeerde
  2. homologeerde
  3. homologeerde
  4. homologeerden
  5. homologeerden
  6. homologeerden
v.t.t.
  1. heb gehomologeerd
  2. hebt gehomologeerd
  3. heeft gehomologeerd
  4. hebben gehomologeerd
  5. hebben gehomologeerd
  6. hebben gehomologeerd
v.v.t.
  1. had gehomologeerd
  2. had gehomologeerd
  3. had gehomologeerd
  4. hadden gehomologeerd
  5. hadden gehomologeerd
  6. hadden gehomologeerd
o.t.t.t.
  1. zal homologeren
  2. zult homologeren
  3. zal homologeren
  4. zullen homologeren
  5. zullen homologeren
  6. zullen homologeren
o.v.t.t.
  1. zou homologeren
  2. zou homologeren
  3. zou homologeren
  4. zouden homologeren
  5. zouden homologeren
  6. zouden homologeren
en verder
  1. is gehomologeerd
  2. zijn gehomologeerd
diversen
  1. homologeer!
  2. homologeert!
  3. gehomologeerd
  4. homologerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze