Dutch

Detailed Synonyms for inspireren in Dutch

inspireren:

inspireren verbe (inspireer, inspireert, inspireerde, inspireerden, geïnspireerd)

  1. inspireren
    inspireren; ingeven; inboezemen
    • inspireren verbe (inspireer, inspireert, inspireerde, inspireerden, geïnspireerd)
    • ingeven verbe (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • inboezemen verbe (boezem in, boezemt in, boezemde in, boezemden in, ingeboezemd)
  2. inspireren
    inspireren; bezielen; een inspirerende werking hebben

Conjugations for inspireren:

o.t.t.
  1. inspireer
  2. inspireert
  3. inspireert
  4. inspireren
  5. inspireren
  6. inspireren
o.v.t.
  1. inspireerde
  2. inspireerde
  3. inspireerde
  4. inspireerden
  5. inspireerden
  6. inspireerden
v.t.t.
  1. heb geïnspireerd
  2. hebt geïnspireerd
  3. heeft geïnspireerd
  4. hebben geïnspireerd
  5. hebben geïnspireerd
  6. hebben geïnspireerd
v.v.t.
  1. had geïnspireerd
  2. had geïnspireerd
  3. had geïnspireerd
  4. hadden geïnspireerd
  5. hadden geïnspireerd
  6. hadden geïnspireerd
o.t.t.t.
  1. zal inspireren
  2. zult inspireren
  3. zal inspireren
  4. zullen inspireren
  5. zullen inspireren
  6. zullen inspireren
o.v.t.t.
  1. zou inspireren
  2. zou inspireren
  3. zou inspireren
  4. zouden inspireren
  5. zouden inspireren
  6. zouden inspireren
en verder
  1. ben geïnspireerd
  2. bent geïnspireerd
  3. is geïnspireerd
  4. zijn geïnspireerd
  5. zijn geïnspireerd
  6. zijn geïnspireerd
diversen
  1. inspireer!
  2. inspireert!
  3. geïnspireerd
  4. inspirerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze