Summary


Dutch

Detailed Synonyms for jennen in Dutch

jennen:

jennen verbe (jen, jent, jende, jenden, gejend)

  1. jennen
    uitdagen; pesten; plagen; treiteren; tarten; stangen; jennen; zieken; sarren; tergen
    • uitdagen verbe (daag uit, daagt uit, daagde uit, daagden uit, uitgedaagd)
    • pesten verbe (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen verbe (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • treiteren verbe (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tarten verbe (tart, tartte, tartten, getart)
    • stangen verbe
    • jennen verbe (jen, jent, jende, jenden, gejend)
    • zieken verbe (ziek, ziekt, ziekte, ziekten, geziekt)
    • sarren verbe (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
    • tergen verbe (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
  2. jennen
    – hem steeds weer gemeen plagen 1
    jennen
    – hem steeds weer gemeen plagen 1
    • jennen verbe (jen, jent, jende, jenden, gejend)
      • ze jennen die jongen met de rode haren voortdurend1

Conjugations for jennen:

o.t.t.
  1. jen
  2. jent
  3. jent
  4. jennen
  5. jennen
  6. jennen
o.v.t.
  1. jende
  2. jende
  3. jende
  4. jenden
  5. jenden
  6. jenden
v.t.t.
  1. heb gejend
  2. hebt gejend
  3. heeft gejend
  4. hebben gejend
  5. hebben gejend
  6. hebben gejend
v.v.t.
  1. had gejend
  2. had gejend
  3. had gejend
  4. hadden gejend
  5. hadden gejend
  6. hadden gejend
o.t.t.t.
  1. zal jennen
  2. zult jennen
  3. zal jennen
  4. zullen jennen
  5. zullen jennen
  6. zullen jennen
o.v.t.t.
  1. zou jennen
  2. zou jennen
  3. zou jennen
  4. zouden jennen
  5. zouden jennen
  6. zouden jennen
en verder
  1. ben gejend
  2. bent gejend
  3. is gejend
  4. zijn gejend
  5. zijn gejend
  6. zijn gejend
diversen
  1. jen!
  2. jent!
  3. gejend
  4. jennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "jennen":


Related Definitions for "jennen":

  1. hem steeds weer gemeen plagen1
    • ze jennen die jongen met de rode haren voortdurend1