Dutch

Detailed Synonyms for kepen in Dutch

kepen:

kepen [de ~] nom, pluriel

  1. de kepen
    de kepen
    • kepen [de ~] nom, pluriel

kepen verbe (keep, keept, keepte, keepten, gekeept)

  1. kepen
    kerven; een inkeping maken; kepen; inkerven; inkepen
    • kerven verbe (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • kepen verbe (keep, keept, keepte, keepten, gekeept)
    • inkerven verbe (kerf in, kerft in, kerfde in, kerfden in, ingekerfd)
    • inkepen verbe (keep in, keept in, keepte in, keepten in, ingekeept)

Conjugations for kepen:

o.t.t.
  1. keep
  2. keept
  3. keept
  4. kepen
  5. kepen
  6. kepen
o.v.t.
  1. keepte
  2. keepte
  3. keepte
  4. keepten
  5. keepten
  6. keepten
v.t.t.
  1. heb gekeept
  2. hebt gekeept
  3. heeft gekeept
  4. hebben gekeept
  5. hebben gekeept
  6. hebben gekeept
v.v.t.
  1. had gekeept
  2. had gekeept
  3. had gekeept
  4. hadden gekeept
  5. hadden gekeept
  6. hadden gekeept
o.t.t.t.
  1. zal kepen
  2. zult kepen
  3. zal kepen
  4. zullen kepen
  5. zullen kepen
  6. zullen kepen
o.v.t.t.
  1. zou kepen
  2. zou kepen
  3. zou kepen
  4. zouden kepen
  5. zouden kepen
  6. zouden kepen
en verder
  1. is gekeept
diversen
  1. keep!
  2. keept!
  3. gekeept
  4. kepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "kepen":


keep:

keep [de ~ (m)] nom

  1. de keep
    soort vink; de keep
  2. de keep
    de inkeping; de keep; de kerf; de inkerving

Related Words for "keep":