Dutch

Detailed Synonyms for knip in Dutch

knip:

knip [de ~ (m)] nom

  1. de knip
    de portemonnee; portemonnaie; de portefeuille; de beurs; de knip
  2. de knip
    de knip; deurknip
  3. de knip
    knipsluiting; knipslot; de knip
  4. de knip
    de grendel; de schuif; sluitinrichting voor deur of raam; de knip

Related Words for "knip":


knip form of knippen:

knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)

  1. knippen
    knippen; couperen; afknippen
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
    • couperen verbe (coupeer, coupeert, coupeerde, coupeerden, gecoupeerd)
    • afknippen verbe (knip af, knipt af, knipte af, knipten af, afgeknipt)
  2. knippen
    coifferen; knippen; kappen
    • coifferen verbe
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
    • kappen verbe (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)
  3. knippen
    trimmen; snoeien; knippen; besnoeien
    • trimmen verbe (trim, trimt, trimde, trimden, getrimd)
    • snoeien verbe (snoei, snoeit, snoeide, snoeiden, gesnoeid)
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
    • besnoeien verbe (besnoei, besnoeit, besnoeide, besnoeiden, besnoeid)
  4. knippen
    knippen
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
  5. knippen
    – er met een schaar een snee in maken 1
    knippen
    – er met een schaar een snee in maken 1
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
      • ik knip een artikel uit de krant1
  6. knippen
    – je vinger van je duim laten springen en zo geluid maken 1
    knippen
    – je vinger van je duim laten springen en zo geluid maken 1
    • knippen verbe (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
      • hij knipte met zijn vingers en de ober verscheen1

Conjugations for knippen:

o.t.t.
  1. knip
  2. knipt
  3. knipt
  4. knippen
  5. knippen
  6. knippen
o.v.t.
  1. knipte
  2. knipte
  3. knipte
  4. knipten
  5. knipten
  6. knipten
v.t.t.
  1. heb geknipt
  2. hebt geknipt
  3. heeft geknipt
  4. hebben geknipt
  5. hebben geknipt
  6. hebben geknipt
v.v.t.
  1. had geknipt
  2. had geknipt
  3. had geknipt
  4. hadden geknipt
  5. hadden geknipt
  6. hadden geknipt
o.t.t.t.
  1. zal knippen
  2. zult knippen
  3. zal knippen
  4. zullen knippen
  5. zullen knippen
  6. zullen knippen
o.v.t.t.
  1. zou knippen
  2. zou knippen
  3. zou knippen
  4. zouden knippen
  5. zouden knippen
  6. zouden knippen
en verder
  1. is geknipt
diversen
  1. knip!
  2. knipt!
  3. geknipt
  4. knippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knippen [de ~] nom, pluriel

  1. de knippen
    knipsluitingen; de knippen; knipsloten

Related Words for "knippen":


Related Definitions for "knippen":

  1. er met een schaar een snee in maken1
    • ik knip een artikel uit de krant1
  2. je vinger van je duim laten springen en zo geluid maken1
    • hij knipte met zijn vingers en de ober verscheen1