Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. koeren:


Dutch

Detailed Synonyms for koeren in Dutch

koeren:

koeren verbe (koer, koert, koerde, koerden, gekoerd)

  1. koeren
    kirren; koeren
    • kirren verbe (kir, kirt, kirde, kirden, gekird)
    • koeren verbe (koer, koert, koerde, koerden, gekoerd)

Conjugations for koeren:

o.t.t.
  1. koer
  2. koert
  3. koert
  4. koeren
  5. koeren
  6. koeren
o.v.t.
  1. koerde
  2. koerde
  3. koerde
  4. koerden
  5. koerden
  6. koerden
v.t.t.
  1. heb gekoerd
  2. hebt gekoerd
  3. heeft gekoerd
  4. hebben gekoerd
  5. hebben gekoerd
  6. hebben gekoerd
v.v.t.
  1. had gekoerd
  2. had gekoerd
  3. had gekoerd
  4. hadden gekoerd
  5. hadden gekoerd
  6. hadden gekoerd
o.t.t.t.
  1. zal koeren
  2. zult koeren
  3. zal koeren
  4. zullen koeren
  5. zullen koeren
  6. zullen koeren
o.v.t.t.
  1. zou koeren
  2. zou koeren
  3. zou koeren
  4. zouden koeren
  5. zouden koeren
  6. zouden koeren
diversen
  1. koer!
  2. koert!
  3. gekoerd
  4. koerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze