Dutch

Detailed Synonyms for kozen in Dutch

kozen:

kozen verbe (koos, koost, koosde, koosden, gekoosd)

  1. kozen
    kozen
    • kozen verbe (koos, koost, koosde, koosden, gekoosd)

Conjugations for kozen:

o.t.t.
  1. koos
  2. koost
  3. koost
  4. kozen
  5. kozen
  6. kozen
o.v.t.
  1. koosde
  2. koosde
  3. koosde
  4. koosden
  5. koosden
  6. koosden
v.t.t.
  1. heb gekoosd
  2. hebt gekoosd
  3. heeft gekoosd
  4. hebben gekoosd
  5. hebben gekoosd
  6. hebben gekoosd
v.v.t.
  1. had gekoosd
  2. had gekoosd
  3. had gekoosd
  4. hadden gekoosd
  5. hadden gekoosd
  6. hadden gekoosd
o.t.t.t.
  1. zal kozen
  2. zult kozen
  3. zal kozen
  4. zullen kozen
  5. zullen kozen
  6. zullen kozen
o.v.t.t.
  1. zou kozen
  2. zou kozen
  3. zou kozen
  4. zouden kozen
  5. zouden kozen
  6. zouden kozen
diversen
  1. koos!
  2. koost!
  3. gekoosd
  4. kozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kozen form of kiezen:

kiezen verbe (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)

  1. kiezen
    kiezen; selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften
    • kiezen verbe (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
    • selecteren verbe (selecteer, selecteert, selecteerde, selecteerden, geselecteerd)
    • uitzoeken verbe (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • uitkiezen verbe (kies uit, kiest uit, koos uit, kozen uit, uitgekozen)
    • uitpikken verbe (pik uit, pikt uit, pikte uit, pikten uit, uitgepikt)
    • selectie toepassen verbe (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
    • schiften verbe (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • ziften verbe (zift, ziftte, ziftten, gezift)
  2. kiezen
    kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
  3. kiezen
    kiezen
    • kiezen verbe (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
  4. kiezen
    – iets uitzoeken uit een verzameling 1
    kiezen
    – iets uitzoeken uit een verzameling 1
    • kiezen verbe (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
      • je moet binnenkort een beroep kiezen1

Conjugations for kiezen:

o.t.t.
  1. kies
  2. kiest
  3. kiest
  4. kiezen
  5. kiezen
  6. kiezen
o.v.t.
  1. koos
  2. koos
  3. koos
  4. kozen
  5. kozen
  6. kozen
v.t.t.
  1. heb gekozen
  2. hebt gekozen
  3. heeft gekozen
  4. hebben gekozen
  5. hebben gekozen
  6. hebben gekozen
v.v.t.
  1. had gekozen
  2. had gekozen
  3. had gekozen
  4. hadden gekozen
  5. hadden gekozen
  6. hadden gekozen
o.t.t.t.
  1. zal kiezen
  2. zult kiezen
  3. zal kiezen
  4. zullen kiezen
  5. zullen kiezen
  6. zullen kiezen
o.v.t.t.
  1. zou kiezen
  2. zou kiezen
  3. zou kiezen
  4. zouden kiezen
  5. zouden kiezen
  6. zouden kiezen
en verder
  1. ben gekozen
  2. bent gekozen
  3. is gekozen
  4. zijn gekozen
  5. zijn gekozen
  6. zijn gekozen
diversen
  1. kies!
  2. kiest!
  3. gekozen
  4. kiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kiezen [het ~] nom

  1. het kiezen
    het stemmen; het kiezen; een stem uitbrengen

Related Words for "kiezen":


Related Definitions for "kiezen":

  1. iets uitzoeken uit een verzameling1
    • je moet binnenkort een beroep kiezen1