Dutch

Detailed Synonyms for lossen in Dutch

lossen:

lossen verbe (los, lost, loste, losten, gelost)

  1. lossen
    ontladen; lossen; afladen; iets uitladen
    • ontladen verbe (ontlaad, ontlaadt, ontlaadde, ontlaadden, ontladen)
    • lossen verbe (los, lost, loste, losten, gelost)
    • afladen verbe (laad af, laadt af, laadde af, laadden af, afgeladen)
  2. lossen
    lossen; uitladen
    • lossen verbe (los, lost, loste, losten, gelost)
    • uitladen verbe (laad uit, laadt uit, laadde uit, laadden uit, uitgeladen)
  3. lossen
    – er de lading uithalen 1
    lossen
    – er de lading uithalen 1
    • lossen verbe (los, lost, loste, losten, gelost)
      • het schip werd in Rotterdam gelost1
  4. lossen
    – het niet langer vasthouden 1
    lossen
    – het niet langer vasthouden 1
    • lossen verbe (los, lost, loste, losten, gelost)
      • de duiven werden gelost1

Conjugations for lossen:

o.t.t.
  1. los
  2. lost
  3. lost
  4. lossen
  5. lossen
  6. lossen
o.v.t.
  1. loste
  2. loste
  3. loste
  4. losten
  5. losten
  6. losten
v.t.t.
  1. heb gelost
  2. hebt gelost
  3. heeft gelost
  4. hebben gelost
  5. hebben gelost
  6. hebben gelost
v.v.t.
  1. had gelost
  2. had gelost
  3. had gelost
  4. hadden gelost
  5. hadden gelost
  6. hadden gelost
o.t.t.t.
  1. zal lossen
  2. zult lossen
  3. zal lossen
  4. zullen lossen
  5. zullen lossen
  6. zullen lossen
o.v.t.t.
  1. zou lossen
  2. zou lossen
  3. zou lossen
  4. zouden lossen
  5. zouden lossen
  6. zouden lossen
en verder
  1. ben gelost
  2. bent gelost
  3. is gelost
  4. zijn gelost
  5. zijn gelost
  6. zijn gelost
diversen
  1. los!
  2. lost!
  3. gelost
  4. lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lossen [het ~] nom

  1. het lossen
    het lossen; uitladen; afladen

Related Definitions for "lossen":

  1. er de lading uithalen1
    • het schip werd in Rotterdam gelost1
  2. het niet langer vasthouden1
    • de duiven werden gelost1

Related Synonyms for lossen