Summary


Dutch

Detailed Synonyms for modelleren in Dutch

modelleren:

modelleren verbe (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)

  1. modelleren
    vormen; vorm geven; modelleren; boetseren
    • vormen verbe (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
    • vorm geven verbe
    • modelleren verbe (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)
    • boetseren verbe (boetseer, boetseert, boetseerde, boetseerden, geboetseerd)
  2. modelleren
    vervaardigen; kneden; vormen; modelleren; maken
    • vervaardigen verbe
    • kneden verbe (kneed, kneedt, kneedde, kneedden, gekneed)
    • vormen verbe (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
    • modelleren verbe (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)
    • maken verbe (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)

Conjugations for modelleren:

o.t.t.
  1. modelleer
  2. modelleert
  3. modelleert
  4. modelleren
  5. modelleren
  6. modelleren
o.v.t.
  1. modelleerde
  2. modelleerde
  3. modelleerde
  4. modelleerden
  5. modelleerden
  6. modelleerden
v.t.t.
  1. heb gemodelleerd
  2. hebt gemodelleerd
  3. heeft gemodelleerd
  4. hebben gemodelleerd
  5. hebben gemodelleerd
  6. hebben gemodelleerd
v.v.t.
  1. had gemodelleerd
  2. had gemodelleerd
  3. had gemodelleerd
  4. hadden gemodelleerd
  5. hadden gemodelleerd
  6. hadden gemodelleerd
o.t.t.t.
  1. zal modelleren
  2. zult modelleren
  3. zal modelleren
  4. zullen modelleren
  5. zullen modelleren
  6. zullen modelleren
o.v.t.t.
  1. zou modelleren
  2. zou modelleren
  3. zou modelleren
  4. zouden modelleren
  5. zouden modelleren
  6. zouden modelleren
en verder
  1. ben gemodelleerd
  2. bent gemodelleerd
  3. is gemodelleerd
  4. zijn gemodelleerd
  5. zijn gemodelleerd
  6. zijn gemodelleerd
diversen
  1. modelleer!
  2. modelleert!
  3. gemodelleerd
  4. modellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze