Dutch

Detailed Synonyms for naar binnen werken in Dutch

naar binnen werken:

naar binnen werken verbe (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)

  1. naar binnen werken
    consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; verorberen; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken
    • consumeren verbe (consumeer, consumeert, consumeerde, consumeerden, geconsumeerd)
    • vreten verbe (vreet, vrat, vraten, gevreten)
    • tot zich nemen verbe (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
    • bunkeren verbe (bunker, bunkert, bunkerde, bunkerden, gebunker)
    • nuttigen verbe (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)
    • naar binnen werken verbe (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)
    • verorberen verbe (verorber, verorbert, verorberde, verorberden, verorberd)
    • bikken verbe (bik, bikt, bikte, bikten, gebikt)
    • schransen verbe (schrans, schranst, schranste, schransten, geschranst)
    • tegoed doen verbe (doe tegoed, doet tegoed, deed tegoed, deden tegoed, tegoed gedaan)
    • eten verbe (eet, at, aten, gegeten)
    • opeten verbe (eet op, at op, aten op, opgegeten)
    • schrokken verbe (schrok, schrokt, schrokte, schrokten, geschrokt)
  2. naar binnen werken
    eten; bikken; naar binnen werken
    • eten verbe (eet, at, aten, gegeten)
    • bikken verbe (bik, bikt, bikte, bikten, gebikt)
    • naar binnen werken verbe (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)

Conjugations for naar binnen werken:

o.t.t.
  1. werk naar binnen
  2. werkt naar binnen
  3. werkt naar binnen
  4. werken naar binnen
  5. werken naar binnen
  6. werken naar binnen
o.v.t.
  1. werkte naar binnen
  2. werkte naar binnen
  3. werkte naar binnen
  4. werkten naar binnen
  5. werkten naar binnen
  6. werkten naar binnen
v.t.t.
  1. heb naar binnen gewerkt
  2. hebt naar binnen gewerkt
  3. heeft naar binnen gewerkt
  4. hebben naar binnen gewerkt
  5. hebben naar binnen gewerkt
  6. hebben naar binnen gewerkt
v.v.t.
  1. had naar binnen gewerkt
  2. had naar binnen gewerkt
  3. had naar binnen gewerkt
  4. hadden naar binnen gewerkt
  5. hadden naar binnen gewerkt
  6. hadden naar binnen gewerkt
o.t.t.t.
  1. zal naar binnen werken
  2. zult naar binnen werken
  3. zal naar binnen werken
  4. zullen naar binnen werken
  5. zullen naar binnen werken
  6. zullen naar binnen werken
o.v.t.t.
  1. zou naar binnen werken
  2. zou naar binnen werken
  3. zou naar binnen werken
  4. zouden naar binnen werken
  5. zouden naar binnen werken
  6. zouden naar binnen werken
diversen
  1. werk naar binnen!
  2. werkt naar binnen!
  3. naar binnen gewerkt
  4. naar binnen werkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for naar binnen werken