Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. naklinken:


Dutch

Detailed Synonyms for naklinken in Dutch

naklinken:

naklinken verbe (klink na, klinkt na, klonk na, klonken na, nageklonken)

  1. naklinken
    echoën; galmen; weerklinken; naklinken
    • echoën verbe (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • galmen verbe (galm, galmt, galmde, galmden, gegalmd)
    • weerklinken verbe (weerklink, weerklinkt, weerklonk, weerklonken, weerklonken)
    • naklinken verbe (klink na, klinkt na, klonk na, klonken na, nageklonken)

Conjugations for naklinken:

o.t.t.
  1. klink na
  2. klinkt na
  3. klinkt na
  4. klinken na
  5. klinken na
  6. klinken na
o.v.t.
  1. klonk na
  2. klonk na
  3. klonk na
  4. klonken na
  5. klonken na
  6. klonken na
v.t.t.
  1. heb nageklonken
  2. hebt nageklonken
  3. heeft nageklonken
  4. hebben nageklonken
  5. hebben nageklonken
  6. hebben nageklonken
v.v.t.
  1. had nageklonken
  2. had nageklonken
  3. had nageklonken
  4. hadden nageklonken
  5. hadden nageklonken
  6. hadden nageklonken
o.t.t.t.
  1. zal naklinken
  2. zult naklinken
  3. zal naklinken
  4. zullen naklinken
  5. zullen naklinken
  6. zullen naklinken
o.v.t.t.
  1. zou naklinken
  2. zou naklinken
  3. zou naklinken
  4. zouden naklinken
  5. zouden naklinken
  6. zouden naklinken
diversen
  1. klink na!
  2. klinkt na!
  3. nageklonken
  4. naklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze