Dutch

Detailed Synonyms for ontleden in Dutch

ontleden:

ontleden verbe (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)

  1. ontleden
    analyseren; ontleden
    • analyseren verbe (analyseer, analyseert, analyseerde, analyseerden, geanalyseerd)
    • ontleden verbe (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)
  2. ontleden
    ontleden; uit elkaar nemen; anatomiseren
    • ontleden verbe (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)
    • uit elkaar nemen verbe (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
    • anatomiseren verbe

Conjugations for ontleden:

o.t.t.
  1. ontleed
  2. ontleedt
  3. ontleedt
  4. ontleden
  5. ontleden
  6. ontleden
o.v.t.
  1. ontleedde
  2. ontleedde
  3. ontleedde
  4. ontleedden
  5. ontleedden
  6. ontleedden
v.t.t.
  1. heb ontleden
  2. hebt ontleden
  3. heeft ontleden
  4. hebben ontleden
  5. hebben ontleden
  6. hebben ontleden
v.v.t.
  1. had ontleden
  2. had ontleden
  3. had ontleden
  4. hadden ontleden
  5. hadden ontleden
  6. hadden ontleden
o.t.t.t.
  1. zal ontleden
  2. zult ontleden
  3. zal ontleden
  4. zullen ontleden
  5. zullen ontleden
  6. zullen ontleden
o.v.t.t.
  1. zou ontleden
  2. zou ontleden
  3. zou ontleden
  4. zouden ontleden
  5. zouden ontleden
  6. zouden ontleden
en verder
  1. ben ontleden
  2. bent ontleden
  3. is ontleden
  4. zijn ontleden
  5. zijn ontleden
  6. zijn ontleden
diversen
  1. ontleed!
  2. ontleedt!
  3. ontleden
  4. ontledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontleden [znw.] nom

  1. ontleden
    de analyse; analyseren; ontleden