Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. opkrijgen:


Dutch

Detailed Synonyms for opkrijgen in Dutch

opkrijgen:

opkrijgen verbe (krijg op, krijgt op, kreeg op, kregen op, opgekregen)

  1. opkrijgen
    opmaken; opkrijgen; opgebruiken
    • opmaken verbe (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • opkrijgen verbe (krijg op, krijgt op, kreeg op, kregen op, opgekregen)
    • opgebruiken verbe (gebruik op, gebruikt op, gebruikte op, gebruikten op, opgebruikt)

Conjugations for opkrijgen:

o.t.t.
  1. krijg op
  2. krijgt op
  3. krijgt op
  4. krijgen op
  5. krijgen op
  6. krijgen op
o.v.t.
  1. kreeg op
  2. kreeg op
  3. kreeg op
  4. kregen op
  5. kregen op
  6. kregen op
v.t.t.
  1. heb opgekregen
  2. hebt opgekregen
  3. heeft opgekregen
  4. hebben opgekregen
  5. hebben opgekregen
  6. hebben opgekregen
v.v.t.
  1. had opgekregen
  2. had opgekregen
  3. had opgekregen
  4. hadden opgekregen
  5. hadden opgekregen
  6. hadden opgekregen
o.t.t.t.
  1. zal opkrijgen
  2. zult opkrijgen
  3. zal opkrijgen
  4. zullen opkrijgen
  5. zullen opkrijgen
  6. zullen opkrijgen
o.v.t.t.
  1. zou opkrijgen
  2. zou opkrijgen
  3. zou opkrijgen
  4. zouden opkrijgen
  5. zouden opkrijgen
  6. zouden opkrijgen
diversen
  1. krijg op!
  2. krijgt op!
  3. opgekregen
  4. opkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze