Dutch

Detailed Synonyms for protesteren in Dutch

protesteren:

protesteren verbe (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)

  1. protesteren
    protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
    • protesteren verbe (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • tegenspreken verbe (spreek tegen, spreekt tegen, sprak tegen, spraken tegen, tegengesproken)
    • tegenwerpen verbe (werp tegen, werpt tegen, wierp tegen, wierpen tegen, tegengeworpen)
    • weerspreken verbe (weerspreek, weerspreekt, weersprak, weerspraken, weersproken)
  2. protesteren
    protesteren; sputteren; tegensputteren; tegenpruttelen
    • protesteren verbe (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • sputteren verbe (sputter, sputtert, sputterde, sputterden, gesputterd)
    • tegensputteren verbe (sputter tegen, sputtert tegen, sputterde tegen, sputterden tegen, tegengesputterd)
    • tegenpruttelen verbe (pruttel tegen, pruttelt tegen, pruttelde tegen, pruttelden tegen, tegengeprutteld)
  3. protesteren
    verzetten; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen
    • verzetten verbe (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • protesteren verbe (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • tegenspartelen verbe (spartel tegen, spartelt tegen, spartelde tegen, spartelden tegen, tegengesparteld)

Conjugations for protesteren:

o.t.t.
  1. protesteer
  2. protesteert
  3. protesteert
  4. protesteren
  5. portesteren
  6. protesteren
o.v.t.
  1. protesteerde
  2. protesteerde
  3. protesteerde
  4. protesteerden
  5. protesteerden
  6. protesteerden
v.t.t.
  1. heb geprotesteerd
  2. hebt geprotesteerd
  3. heeft geprotesteerd
  4. hebben geprotesteerd
  5. hebben geprotesteerd
  6. hebben geprotesteerd
v.v.t.
  1. had geprotesteerd
  2. had geprotesteerd
  3. had geprotesteerd
  4. hadden geprotesteerd
  5. hadden geprotesteerd
  6. hadden geprotesteerd
o.t.t.t.
  1. zal protesteren
  2. zult protesteren
  3. zal protesteren
  4. zullen protesteren
  5. zullen protesteren
  6. zullen protesteren
o.v.t.t.
  1. zou protesteren
  2. zou protesteren
  3. zou protesteren
  4. zouden protesteren
  5. zouden protesteren
  6. zouden protesteren
diversen
  1. protesteer!
  2. protesteert!
  3. geprotesteerd
  4. protesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze