Dutch

Detailed Synonyms for reet in Dutch

reet:

reet [de ~] nom

  1. de reet
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef

Related Words for "reet":

  • reten

reet form of rijten:

rijten verbe (rijt, reet, reten, gereten)

  1. rijten
    losscheuren; openscheuren; openrijten; rijten
    • losscheuren verbe (scheur los, scheurt los, scheurde los, scheurden los, losgescheurd)
    • openscheuren verbe (scheur open, scheurt open, scheurde open, scheurden open, opengescheurd)
    • openrijten verbe (rijt open, reet open, reten open, opengereten)
    • rijten verbe (rijt, reet, reten, gereten)

Conjugations for rijten:

o.t.t.
  1. rijt
  2. rijt
  3. rijt
  4. rijten
  5. rijten
  6. rijten
o.v.t.
  1. reet
  2. reet
  3. reet
  4. reten
  5. reten
  6. reten
v.t.t.
  1. heb gereten
  2. hebt gereten
  3. heeft gereten
  4. hebben gereten
  5. hebben gereten
  6. hebben gereten
v.v.t.
  1. had gereten
  2. had gereten
  3. had gereten
  4. hadden gereten
  5. hadden gereten
  6. hadden gereten
o.t.t.t.
  1. zal rijten
  2. zult rijten
  3. zal rijten
  4. zullen rijten
  5. zullen rijten
  6. zullen rijten
o.v.t.t.
  1. zou rijten
  2. zou rijten
  3. zou rijten
  4. zouden rijten
  5. zouden rijten
  6. zouden rijten
en verder
  1. is gereten
  2. zijn gereten
diversen
  1. rijt!
  2. rijt!
  3. gereten
  4. rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze