Summary


Dutch

Detailed Synonyms for slof in Dutch

slof:

slof [de ~ (m)] nom

  1. de slof
    de pantoffel; de muil; huisschoen; de slof

slof [de ~ (m)] nom

  1. de slof
    – pak met pakjes sigaretten 1
    de slof
    – pak met pakjes sigaretten 1
    • slof [de ~ (m)] nom
      • ze rookt wel een slof sigaretten per week1
  2. de slof
    – pantoffel zonder hiel 1
    de slof
    – pantoffel zonder hiel 1
    • slof [de ~ (m)] nom
      • als hij thuiskomt doet hij zijn sloffen aan1

Related Words for "slof":


Related Definitions for "slof":

  1. pak met pakjes sigaretten1
    • ze rookt wel een slof sigaretten per week1
  2. pantoffel zonder hiel1
    • als hij thuiskomt doet hij zijn sloffen aan1

slof form of sloffen:

sloffen verbe (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

  1. sloffen
    schuifelen; sloffen
    • schuifelen verbe (schuifel, schuifelt, schuifelde, schuifelden, geschuifeld)
    • sloffen verbe (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

Conjugations for sloffen:

o.t.t.
  1. slof
  2. sloft
  3. sloft
  4. sloffen
  5. sloffen
  6. sloffen
o.v.t.
  1. slofte
  2. slofte
  3. slofte
  4. sloften
  5. sloften
  6. sloften
v.t.t.
  1. heb gesloft
  2. hebt gesloft
  3. heeft gesloft
  4. hebben gesloft
  5. hebben gesloft
  6. hebben gesloft
v.v.t.
  1. had gesloft
  2. had gesloft
  3. had gesloft
  4. hadden gesloft
  5. hadden gesloft
  6. hadden gesloft
o.t.t.t.
  1. zal sloffen
  2. zult sloffen
  3. zal sloffen
  4. zullen sloffen
  5. zullen sloffen
  6. zullen sloffen
o.v.t.t.
  1. zou sloffen
  2. zou sloffen
  3. zou sloffen
  4. zouden sloffen
  5. zouden sloffen
  6. zouden sloffen
en verder
  1. ben gesloft
  2. bent gesloft
  3. is gesloft
  4. zijn gesloft
  5. zijn gesloft
  6. zijn gesloft
diversen
  1. slof!
  2. sloft!
  3. gesloft
  4. sloffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sloffen [de ~] nom, pluriel

  1. de sloffen
    de pantoffels; de sloffen

Related Words for "sloffen":


Related Synonyms for slof