Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. stekend:
  2. steken:


Dutch

Detailed Synonyms for stekend in Dutch

stekend:

stekend adj

  1. stekend

stekend form of steken:

steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken
    steken; prikken; steken geven
    • steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
    • prikken verbe (prik, prikt, prikte, prikten, geprikt)
    • steken geven verbe (geef steken, geeft steken, gaf steken, gaven steken, steken gegeven)
  2. steken
    – eraan besteden 1
    steken
    – eraan besteden 1
    • steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
      • hij steekt al zijn geld in CD's1
  3. steken
    – erin vastzitten 1
    steken
    – erin vastzitten 1
    • steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
      • we bleven steken in de nauwe gang1
  4. steken
    – hem raken met een puntig voorwerp 1
    steken
    – hem raken met een puntig voorwerp 1
    • steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
      • de wesp stak in mijn wang1
  5. steken
    – het erin of erop doen 1
    steken
    – het erin of erop doen 1
    • steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
      • zij steekt de sleutel in het slot1

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "steken":


Related Definitions for "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Related Synonyms for stekend