Dutch

Detailed Synonyms for timmeren in Dutch

timmeren:

timmeren verbe (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)

  1. timmeren
    slaan; meppen; hengsten; timmeren; hard slaan
    • slaan verbe (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • meppen verbe (mep, mept, mepte, mepten, gemept)
    • hengsten verbe (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
    • timmeren verbe (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • hard slaan verbe
  2. timmeren
    vastnagelen; spijkeren; klinken; timmeren; vastspijkeren; vastslaan
    • vastnagelen verbe (nagel vast, nagelt vast, nagelde vast, nagelden vast, vastgenageld)
    • spijkeren verbe (spijker, spijkert, spijkerde, spijkerden, gepsijkerd)
    • klinken verbe (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
    • timmeren verbe (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • vastspijkeren verbe (spijker vast, spijkert vast, spijkerde vast, spijkerden vast, vastgespijkerd)
    • vastslaan verbe
  3. timmeren
    – met behulp van hamer, zaag en spijkers in elkaar zetten 1
    timmeren
    – met behulp van hamer, zaag en spijkers in elkaar zetten 1
    • timmeren verbe (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
      • zij timmerde een mooie boekenkast1

Conjugations for timmeren:

o.t.t.
  1. timmer
  2. timmert
  3. timmert
  4. timmeren
  5. timmeren
  6. timmeren
o.v.t.
  1. timmerde
  2. timmerde
  3. timmerde
  4. timmerden
  5. timmerden
  6. timmerden
v.t.t.
  1. heb getimmerd
  2. hebt getimmerd
  3. heeft getimmerd
  4. hebben getimmerd
  5. hebben getimmerd
  6. hebben getimmerd
v.v.t.
  1. had getimmerd
  2. had getimmerd
  3. had getimmerd
  4. hadden getimmerd
  5. hadden getimmerd
  6. hadden getimmerd
o.t.t.t.
  1. zal timmeren
  2. zult timmeren
  3. zal timmeren
  4. zullen timmeren
  5. zullen timmeren
  6. zullen timmeren
o.v.t.t.
  1. zou timmeren
  2. zou timmeren
  3. zou timmeren
  4. zouden timmeren
  5. zouden timmeren
  6. zouden timmeren
en verder
  1. ben getimmerd
  2. bent getimmerd
  3. is getimmerd
  4. zijn getimmerd
  5. zijn getimmerd
  6. zijn getimmerd
diversen
  1. timmer!
  2. timmert!
  3. getimmerd
  4. timmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Definitions for "timmeren":

  1. met behulp van hamer, zaag en spijkers in elkaar zetten1
    • zij timmerde een mooie boekenkast1

Related Synonyms for timmeren