Dutch

Detailed Synonyms for toezenden in Dutch

toezenden:

toezenden verbe (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)

  1. toezenden
    verzenden; sturen; opsturen; toezenden; posten; wegzenden; wegsturen
    • verzenden verbe (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • sturen verbe (stuur, stuurt, stuurde, stuurden, gestuurd)
    • opsturen verbe (stuur op, stuurt op, stuurde op, stuurden op, opgestuurd)
    • toezenden verbe (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)
    • posten verbe (post, postte, postten, gepost)
    • wegzenden verbe (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • wegsturen verbe (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
  2. toezenden
    zenden; opsturen; toezenden; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen
    • zenden verbe (zend, zendt, zond, zonden, gezonden)
    • opsturen verbe (stuur op, stuurt op, stuurde op, stuurden op, opgestuurd)
    • toezenden verbe (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)
    • posten verbe (post, postte, postten, gepost)
    • overmaken verbe (maak over, maakt over, maakte over, maakten over, overgemaakt)

Conjugations for toezenden:

o.t.t.
  1. zend toe
  2. zendt toe
  3. zendt toe
  4. zenden toe
  5. zenden toe
  6. zenden toe
o.v.t.
  1. zond toe
  2. zond toe
  3. zond toe
  4. zonden toe
  5. zonden toe
  6. zonden toe
v.t.t.
  1. heb toegezonden
  2. hebt toegezonden
  3. heeft toegezonden
  4. hebben toegezonden
  5. hebben toegezonden
  6. hebben toegezonden
v.v.t.
  1. had toegezonden
  2. had toegezonden
  3. had toegezonden
  4. hadden toegezonden
  5. hadden toegezonden
  6. hadden toegezonden
o.t.t.t.
  1. zal toezenden
  2. zult toezenden
  3. zal toezenden
  4. zullen toezenden
  5. zullen toezenden
  6. zullen toezenden
o.v.t.t.
  1. zou toezenden
  2. zou toezenden
  3. zou toezenden
  4. zouden toezenden
  5. zouden toezenden
  6. zouden toezenden
en verder
  1. ben toegezonden
  2. bent toegezonden
  3. is toegezonden
  4. zijn toegezonden
  5. zijn toegezonden
  6. zijn toegezonden
diversen
  1. zend toe!
  2. zendt toe!
  3. toegezonden
  4. toezendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze