Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate trapje

Synonyms for "trapje" in Dutch

Summary

Dutch Synonyms: more detail...

trapje:
- trap; trapje
trap:
- trap; trapje; opgang; voetbeweging; schop
- trap

Dutch

Detailed Synonyms for trapje in Dutch

trapje:

trapje [het ~] nom

het trapje
de trap
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
- trap [de ~ (m)] nom
  - hij gaat via de trap naar boven¹
het trapje
- trapje [het ~] nom

Related Words for "trapje":

trapjes, trap

trapje form of trap:

trap [de ~ (m)] nom

de trap

– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
de trap
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
- trap [de ~ (m)] nom
  - hij gaat via de trap naar boven¹
het trapje
- trapje [het ~] nom
de trap

– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
de opgang
- opgang [de ~ (m)] nom
de trap
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
- trap [de ~ (m)] nom
  - hij gaat via de trap naar boven¹
de trap

– harde stoot met je voet ¹
de voetbeweging; de schop
- voetbeweging [de ~ (v)] nom
- schop [de ~ (m)] nom
de trap
– harde stoot met je voet ¹
- trap [de ~ (m)] nom
  - hij gaf een trap tegen de bal¹
de trap
de trap
- trap [de ~ (m)] nom

trap [de ~] nom

de trap

– harde stoot met je voet ¹
de trap
– harde stoot met je voet ¹
- trap [de ~] nom
  - hij gaf een trap tegen de bal¹
de trap

– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
de trap
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt ¹
- trap [de ~] nom
  - hij gaat via de trap naar boven¹
de trap

– vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt ¹
de trap
– vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt ¹
- trap [de ~] nom
  - na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'¹

Related Words for "trap":

trappen, trapje

Alternate Synonyms for "trap":

schop

Related Definitions for "trap":

harde stoot met je voet¹
- hij gaf een trap tegen de bal¹
schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt¹
- hij gaat via de trap naar boven¹
vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt¹
- na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'¹

¹Muiswerk Woordenboek